Dutch

Detailed Translations for uitbundigheid from Dutch to German

uitbundigheid:

uitbundigheid [de ~ (v)] nomen

  1. de uitbundigheid (enthousiasme; uitgelatenheid)
    der Enthusiasmus; die Begeisterung; die Entzückung

Translation Matrix for uitbundigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Begeisterung enthousiasme; uitbundigheid; uitgelatenheid betovering; bevlogenheid; bezieling; enthousiasme; extase; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; hartstochten; passies; trance; verrukking; vervoering
Enthusiasmus enthousiasme; uitbundigheid; uitgelatenheid bevlogenheid; bezieling; enthousiasme; gedrevenheid; geestdrift
Entzückung enthousiasme; uitbundigheid; uitgelatenheid betovering; extase; geestvervoering; trance; verrukking; vervoering

Related Words for "uitbundigheid":


Wiktionary Translations for uitbundigheid:


Cross Translation:
FromToVia
uitbundigheid Fülle; Überfluß; Menge abondance — Grande quantité
uitbundigheid begeisterung; Begeisterung; Enthusiasmus; Schwung enthousiasmeémotion extraordinaire de l’âme, qu’on supposer être l’effet d’une inspiration.

uitbundig:

uitbundig adj

  1. uitbundig (uitgelaten)

Translation Matrix for uitbundig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausgelassen uitbundig; uitgelaten blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; druk; drukpratend; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; gerust; goed geluimd; grappig; humoristisch; jolig; kleurig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; kwiek; leuk; levendig; luchthartig; lustig; monter; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; roezemoezig; speels; stoeiziek; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig; zorgeloos
fröhlich uitbundig; uitgelaten bevredigd; bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; druk; drukbezet; drukpratend; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; gelukzalig; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; inblij; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; ontzettend blij; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; uitgelaten; vergenoegd; verrukt; verzadigd; voldaan; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zalig; zielsgelukkig; zonnig

Related Words for "uitbundig":

  • uitbundigheid, uitbundiger, uitbundigere, uitbundigst, uitbundigste, uitbundige

Wiktionary Translations for uitbundig:


Cross Translation:
FromToVia
uitbundig übersprudelnd; überschwenglich ebullient — agitated
uitbundig exuberant; ausgelassen; überschwänglich; lebendig exuberant — people very high-spirited
uitbundig üppig exuberant — abundant, luxuriant, profuse, superabundant
uitbundig reichlich; ausgiebig; opulent; überflüssig; überschüssig; versehen abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
uitbundig reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; breit; umfassend; umfangreich ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
uitbundig reichlich; ausgiebig; üppig copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
uitbundig breit; reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
uitbundig reichlich; überflüssig; überschüssig; reich; versehen plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
uitbundig reichlich; überflüssig; überschüssig; reich; versehen profus — didactique|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.