Summary
Dutch to German: more detail...
- waarde:
- waren:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for waarde:
- werte, Werte
Dutch
Detailed Translations for waarde from Dutch to German
waarde:
Translation Matrix for waarde:
Related Words for "waarde":
Related Definitions for "waarde":
Wiktionary Translations for waarde:
waarde
Cross Translation:
noun
waarde
noun
-
meist in Geld ausgedrücktes materielles Äquivalent einer Sache, einer Dienstleistung oder einer Information
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• waarde | → boolsch; Boolean; Variable | ↔ Boolean — logic: a variable |
• waarde | → Sehr; Geehrter | ↔ dear — a formal way to start (often after my) addressing somebody one likes or regards kindly |
• waarde | → Bedeutung | ↔ meaning — symbolic value of something |
• waarde | → Wert | ↔ value — quality (positive or negative) that renders something desirable or valuable |
• waarde | → Wert | ↔ worth — value |
• waarde | → Bedeutung; Geltung; Wert | ↔ valeur — qualité ou justesse d’une chose, d’une idée, d’un ouvrage. |
waren:
-
de waren (koopwaar; handelswaar; goederen; waar)
-
waren (ronddwalen; dolen)
Conjugations for waren:
o.t.t.
- waar
- waart
- waart
- waren
- waren
- waren
o.v.t.
- waarde
- waarde
- waarde
- waarden
- waarden
- waarden
v.t.t.
- heb gewaard
- hebt gewaard
- heeft gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
v.v.t.
- had gewaard
- had gewaard
- had gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
o.t.t.t.
- zal waren
- zult waren
- zal waren
- zullen waren
- zullen waren
- zullen waren
o.v.t.t.
- zou waren
- zou waren
- zou waren
- zouden waren
- zouden waren
- zouden waren
diversen
- waar!
- waart!
- gewaard
- waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for waren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Güter | goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren | bezittingen; dingen; eigendommen; goederen; goedje; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; spullen; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; zaakjes; zaken |
Handelsware | goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren | artikelen; goederen; handel; handelsartikel; handelsgoederen; handelsproduct; handelswaar; klandizie; koophandel; koopmansgoederen; koopwaar; nering; verbruiksgoederen; voorwerpen; waar |
Ware | goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren | artikel; basisproduct; ding; goed; goederen; handelsgoederen; handelswaar; item; koopwaar; object; product; verbruiksgoederen; voorwerp; zaak |
Verb | Related Translations | Other Translations |
herumirren | dolen; ronddwalen; waren | omzwerven; zwerven |
irren | dolen; ronddwalen; waren | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; omzwerven; stranden; verkeerd lopen; zwerven |
Related Words for "waren":
Wiktionary Translations for waren:
waren
Cross Translation:
verb
waren
-
ronddwalen
- waren → umgehen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• waren | → Obst und Gemüse | ↔ produce — harvested agricultural goods collectively |
• waren | → bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren | ↔ errer — vaguer de côté et d’autre, aller çà et là. |
• waren | → bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren | ↔ vaguer — errer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure. |