Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. weergeven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weergeven from Dutch to German

weergeven:

weergeven verb (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)

  1. weergeven (beschrijven)
    wiedergeben; beschreiben; erklären
    • wiedergeben verb (gebe wieder, gibst wieder, gibt wieder, gab wieder, gabt wieder, wiedergegeben)
    • beschreiben verb (beschreibe, beschreibst, beschreibt, beschrieb, beschriebt, beschrieben)
    • erklären verb (erkläre, erklärst, erklärt, erklärte, erklärtet, erklärt)
  2. weergeven
  3. weergeven
    anzeigen
    • anzeigen verb (zeige an, zeigst an, zeigt an, zeigte an, zeigtet an, angezeigt)

Conjugations for weergeven:

o.t.t.
  1. geef weer
  2. geeft weer
  3. geeft weer
  4. geven weer
  5. geven weer
  6. geven weer
o.v.t.
  1. gaf weer
  2. gaf weer
  3. gaf weer
  4. gaven weer
  5. gaven weer
  6. gaven weer
v.t.t.
  1. heb weergegeven
  2. hebt weergegeven
  3. heeft weergegeven
  4. hebben weergegeven
  5. hebben weergegeven
  6. hebben weergegeven
v.v.t.
  1. had weergegeven
  2. had weergegeven
  3. had weergegeven
  4. hadden weergegeven
  5. hadden weergegeven
  6. hadden weergegeven
o.t.t.t.
  1. zal weergeven
  2. zult weergeven
  3. zal weergeven
  4. zullen weergeven
  5. zullen weergeven
  6. zullen weergeven
o.v.t.t.
  1. zou weergeven
  2. zou weergeven
  3. zou weergeven
  4. zouden weergeven
  5. zouden weergeven
  6. zouden weergeven
diversen
  1. geef weer!
  2. geeft weer!
  3. weergegeven
  4. weergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weergeven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anzeigen weergeven aanbrengen; aandienen; aangeven; adverteren; annonceren; berichten; declareren; iets melden; klikken; per advertentie aankondigen; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; wijzen naar
beschreiben beschrijven; weergeven afschilderen; beschrijven; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; nader omschrijven; omschrijven; preciseren; schetsen; typeren
erklären beschrijven; weergeven accentueren; begrijpelijk maken; belichten; erbij zeggen; mening kenbaar maken; nader verklaren; noemen; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; verkondigen; vermelden
rendern weergeven
wiedergeben beschrijven; weergeven afspelen; berichten; informeren; meedelen; melden; navertellen; rapporteren; restitueren; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; verslag uitbrengen; vertolken

Wiktionary Translations for weergeven:


Cross Translation:
FromToVia
weergeven rendern render — To transform digital information in the form received from a repository into a display on a computer screen, or for other presentation to the user

External Machine Translations:

Related Translations for weergeven