Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: antipathie

Dutch and German Search Results for: antipathie

Summary

Dutch to German: more detail...

antipathie:
- Widerwille; Antipathie
Wiktionary:
- antipathie → Abneigung, Antipathie, Wiederwillen, Wiederwille

German to Dutch: more detail...

Antipathie:
- antipathie; aversie; afkeer; tegenzin; hekel; weerzin
Wiktionary:
- Antipathie → afkeer, antipathie, hekel

Dutch

Detailed Translations for antipathie from Dutch to German

antipathie:

antipathie [de ~ (v)] nomen

de antipathie (aversie; afkeer; tegenzin; hekel; weerzin)
die Widerwille; die Antipathie
- Widerwille [die ~] nomen
- Antipathie [die ~] nomen

Translation Matrix for antipathie:

Noun	Related Translations	Other Translations
Antipathie	afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin
Widerwille	afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin	afgrijzen; gruwel; gruwen; iets wat afschuw opwekt; onwil; verschrikking; walging; weerspannigheid; weerzin

Wiktionary Translations for antipathie:

Cross Translation:

From	To	Via
• antipathie	→ Abneigung; Antipathie; Wiederwillen; Wiederwille	↔ antipathie — Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose

German

Detailed Translations for antipathie from German to Dutch

Antipathie:

Antipathie [die ~] nomen

die Antipathie (Widerwille)
de antipathie; de aversie; de afkeer; de tegenzin; de hekel; de weerzin
- antipathie [de ~ (v)] nomen
- aversie [de ~ (v)] nomen
- afkeer [de ~ (m)] nomen
- tegenzin [de ~ (m)] nomen
- hekel [de ~ (m)] nomen
- weerzin [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for Antipathie:

Noun	Related Translations	Other Translations
afkeer	Antipathie; Widerwille	Feindschaft; Haß
antipathie	Antipathie; Widerwille
aversie	Antipathie; Widerwille
hekel	Antipathie; Widerwille
tegenzin	Antipathie; Widerwille
weerzin	Antipathie; Widerwille	Abscheu; Ekel; Greuel; Widerwille

Synonyms for "Antipathie":

Anfeindung; Feindschaft

Wiktionary Translations for Antipathie:

Cross Translation:

From	To	Via
• Antipathie	→ afkeer; antipathie; hekel	↔ antipathie — Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose