Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. mol:
  2. mollen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for mol from Dutch to German

mol:

mol adj

  1. mol
    b
    • b adj

mol [de ~ (m)] nomen

  1. de mol
    der Maulwurf

Translation Matrix for mol:

NounRelated TranslationsOther Translations
Maulwurf mol
ModifierRelated TranslationsOther Translations
b mol

Related Words for "mol":


Wiktionary Translations for mol:

mol
noun
  1. Zoologie: in der Erde lebendes Nagetier
  2. Chemie: das Mol ist die SI-Basiseinheit der Stoffmenge, also eine Mengeneinheit
  3. Zoologie: Familie der Talpidae, ein Säugetier, das sich durch die Erde gräbt

Cross Translation:
FromToVia
mol Maulwurf mole — burrowing insectivore
mol Maulwurf; Spion mole — internal spy
mol Mol mole — unit of amount
mol Mol mole — métrol|nocat=1 unité de mesure de quantité de matière du Système international, dont le symbole est mol. Une mole contient autant de particules individuelles qu’il y a d’atomes dans 12 grammes de carbone-12 ; ce nombre est aussi appelé nombre d’Avog
mol Maulwurf taupe — Mammifère vivant dans des galeries souterraines.
mol Maulwurf; Spion taupe — Espion infiltré.

mol form of mollen:

mollen verb (mol, molt, molde, molden, gemold)

  1. mollen (kapotmaken; moeren)
    brechen; beschädigen; entweihen; kaputtmachen; zerbrechen; aufbrechen
    • brechen verb (breche, brichst, bricht, brach, bracht, gebrochen)
    • beschädigen verb (beschädige, beschädigst, beschädigt, beschädigte, beschädigtet, beschädigt)
    • entweihen verb (entweihe, entweihst, entweiht, entweihte, entweihtet, entweiht)
    • kaputtmachen verb (mache kaputt, machst kaputt, macht kaputt, machte kaputt, machtet kaputt, kaputtgemacht)
    • zerbrechen verb (zerbreche, zerbrichst, zerbricht, zerbrach, zerbracht, zerbrochen)
    • aufbrechen verb (breche auf, brichst auf, bricht auf, brach auf, bracht auf, aufgebrochen)

Conjugations for mollen:

o.t.t.
  1. mol
  2. molt
  3. molt
  4. mollen
  5. mollen
  6. mollen
o.v.t.
  1. molde
  2. molde
  3. molde
  4. molden
  5. molden
  6. molden
v.t.t.
  1. heb gemold
  2. hebt gemold
  3. heeft gemold
  4. hebben gemold
  5. hebben gemold
  6. hebben gemold
v.v.t.
  1. had gemold
  2. had gemold
  3. had gemold
  4. hadden gemold
  5. hadden gemold
  6. hadden gemold
o.t.t.t.
  1. zal mollen
  2. zult mollen
  3. zal mollen
  4. zullen mollen
  5. zullen mollen
  6. zullen mollen
o.v.t.t.
  1. zou mollen
  2. zou mollen
  3. zou mollen
  4. zouden mollen
  5. zouden mollen
  6. zouden mollen
en verder
  1. is gemold
  2. zijn gemold
diversen
  1. mol!
  2. molt!
  3. gemold
  4. mollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for mollen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufbrechen kapotmaken; moeren; mollen afreizen; gaan; heengaan; huizen kraken; knakken; kraken; losbarsten; losbreken; losscheuren; omhoogkomen; opbreken; openbreken; openrijten; openrukken; openscheuren; opensperren; opstappen; opstijgen; opvliegen; rijten; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
beschädigen kapotmaken; moeren; mollen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezoedelen; duperen; eer door het slijk halen; knakken; knauwen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; zeer doen
brechen kapotmaken; moeren; mollen aan stukken breken; aan stukken slaan; afbreken; afknappen; beëindigen; breken; er vanaf breken; forceren; inslaan; kapot gaan; kapotslaan; knakken; ontbinden; opheffen; sneuvelen; spugen; spuwen; stuk gaan; stukbreken; stukmaken; stukslaan; verbreken; verbrijzelen
entweihen kapotmaken; moeren; mollen ontheiligen; ontwijden; schenden
kaputtmachen kapotmaken; moeren; mollen afbreken; knakken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
zerbrechen kapotmaken; moeren; mollen aan stukken breken; aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; afbreken; afknappen; bederven; beschadigen; beëindigen; breken; er vanaf breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; inslaan; kapot gaan; kapotbreken; kapotgaan; kapotslaan; met opzet kapotmaken; onklaar raken; ontbinden; opheffen; platdrukken; sneuvelen; stuk gaan; stukbreken; stukgaan; stukmaken; stukslaan; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren

Related Words for "mollen":


Related Translations for mol