Summary
Dutch to German: more detail...
- ketsen:
-
Wiktionary:
- ketsen → abprallen, übers Wasser hüpfen lassen
Dutch
Detailed Translations for ketsen from Dutch to German
ketsen:
-
ketsen
versagen; fehlschlagen-
fehlschlagen verb (schlage fehl, schlägst fehl, schlägt fehl, schlug fehl, schlugt fehl, fehlgeschlagen)
Conjugations for ketsen:
o.t.t.
- kets
- ketst
- ketst
- ketsen
- ketsen
- ketsen
o.v.t.
- ketste
- ketste
- ketste
- ketsten
- ketsten
- ketsten
v.t.t.
- heb geketst
- hebt geketst
- heeft geketst
- hebben geketst
- hebben geketst
- hebben geketst
v.v.t.
- had geketst
- had geketst
- had geketst
- hadden geketst
- hadden geketst
- hadden geketst
o.t.t.t.
- zal ketsen
- zult ketsen
- zal ketsen
- zullen ketsen
- zullen ketsen
- zullen ketsen
o.v.t.t.
- zou ketsen
- zou ketsen
- zou ketsen
- zouden ketsen
- zouden ketsen
- zouden ketsen
en verder
- is geketst
diversen
- kets!
- ketst!
- geketst
- ketsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ketsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fehlschlagen | ketsen | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen |
versagen | ketsen | verbieden; versagen |