Dutch
Detailed Translations for bladder from Dutch to German
bladderen:
-
bladderen
Conjugations for bladderen:
o.t.t.
- bladder
- bladdert
- bladdert
- bladderen
- bladderen
- bladderen
o.v.t.
- bladderde
- bladderde
- bladderde
- bladderden
- bladderden
- bladderden
v.t.t.
- heb gebladderd
- hebt gebladderd
- heeft gebladderd
- hebben gebladderd
- hebben gebladderd
- hebben gebladderd
v.v.t.
- had gebladderd
- had gebladderd
- had gebladderd
- hadden gebladderd
- hadden gebladderd
- hadden gebladderd
o.t.t.t.
- zal bladderen
- zult bladderen
- zal bladderen
- zullen bladderen
- zullen bladderen
- zullen bladderen
o.v.t.t.
- zou bladderen
- zou bladderen
- zou bladderen
- zouden bladderen
- zouden bladderen
- zouden bladderen
en verder
- ben gebladderd
- bent gebladderd
- is gebladderd
- zijn gebladderd
- zijn gebladderd
- zijn gebladderd
diversen
- bladder!
- bladdert!
- gebladderd
- bladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bladderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blättern | bladderen | afschilferen; bladeren; schilferen |
Wiktionary Translations for bladder:
bladder
noun
-
een luchtblaasje in een verflaag, of de daarvan loskomende verfschilfers
- bladder → Luftblase