Dutch

Detailed Translations for inwoner from Dutch to German

inwoner:

inwoner [de ~ (m)] nomen

  1. de inwoner (huisbewoner; bewoner)
    der Einwohner; der Mitbewohner; der Zimmerbewohner; der Mieter
  2. de inwoner (bewoner)
    der Einwohner; der Bewohner

Translation Matrix for inwoner:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bewohner bewoner; inwoner
Einwohner bewoner; huisbewoner; inwoner autochtoon; inboorling; ingeborene; ingezetene; inlander; lokale bevolking; oorpronkelijke bewoner
Mieter bewoner; huisbewoner; inwoner bewoner van huurwoning; huurder
Mitbewohner bewoner; huisbewoner; inwoner interne; inwonende; kamerbewoner
Zimmerbewohner bewoner; huisbewoner; inwoner interne; inwonende; kamerbewoner

Related Words for "inwoner":

  • inwoners, inwonertje

Wiktionary Translations for inwoner:


Cross Translation:
FromToVia
inwoner Einwohner citizen — resident of any particular place
inwoner Bewohnerin; Bewohner; Einwohnerin; Einwohner inhabitant — Someone or thing who lives in a place
inwoner Ureinwohner; Eingeborene; Eingeborener; Ureinwohnerin native — person who is native to a place
inwoner Einwohner; Bewohner habitantpersonne qui passer une partie importante de sa vie dans un lieu donné.