Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ontraden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontraden from Dutch to German

ontraden:

ontraden verb (ontraad, ontraadt, ontried, ontrieden, ontraden)

  1. ontraden (afraden)
    abraten
    • abraten verb (rate ab, rätst ab, rät ab, riet ab, rietet ab, abgeraten)

Conjugations for ontraden:

o.t.t.
  1. ontraad
  2. ontraadt
  3. ontraadt
  4. ontraden
  5. ontraden
  6. ontraden
o.v.t.
  1. ontried
  2. ontried
  3. ontried
  4. ontrieden
  5. ontrieden
  6. ontrieden
v.t.t.
  1. heb ontraden
  2. hebt ontraden
  3. heeft ontraden
  4. hebben ontraden
  5. hebben ontraden
  6. hebben ontraden
v.v.t.
  1. had ontraden
  2. had ontraden
  3. had ontraden
  4. hadden ontraden
  5. hadden ontraden
  6. hadden ontraden
o.t.t.t.
  1. zal ontraden
  2. zult ontraden
  3. zal ontraden
  4. zullen ontraden
  5. zullen ontraden
  6. zullen ontraden
o.v.t.t.
  1. zou ontraden
  2. zou ontraden
  3. zou ontraden
  4. zouden ontraden
  5. zouden ontraden
  6. zouden ontraden
en verder
  1. is ontraden
  2. zijn ontraden
diversen
  1. ontraad!
  2. ontraadt!
  3. ontraden
  4. ontradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontraden [znw.] nomen

  1. ontraden (afraden)
    Abraten

Translation Matrix for ontraden:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abraten afraden; ontraden
VerbRelated TranslationsOther Translations
abraten afraden; ontraden

Wiktionary Translations for ontraden:


Cross Translation:
FromToVia
ontraden abraten; abraten von discourage — to persuade somebody not to do something