Dutch

Detailed Translations for schriel from Dutch to German

schriel:


Translation Matrix for schriel:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dünn dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; dun; fijn; fijngebouwd; ijl; karig; krukkig; mager; onbeholpen; onhandig; pover; rank; schamel; schraal; schutterig; slank; slap; slungelig; spichtig; sprieterig; stumperig; stuntelig; subtiel; sukkelig; tenger; van geringe dichtheid; waterachtig; waterig
dürftig dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel arm; armelijk; armoedig; armzalig; banaal; bekaaid; berooid; er bekaaid afkomen; gammel; gemeen; grof; in geringe mate; inferieur; karig; klein; krakkemikkig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; luttel; mager; minderwaardig; niet hoog; ondermaats; ondeugdelijk; onedel; onvolgroeid; plat; platvloers; pover; schamel; schraal; schunnig; slecht; triviaal; tweederangs; vunzig; wankel; weinig; zwak
dürr droog; schraal; schriel bar; benig; broodmager; dor; droog; koud; laag van temperatuur; objectief; onbegroeid; onpartijdig; schraal; uitgemergeld; uitgeteerd; verdord
gebrechlich dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel arm; armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; fragiel; gammel; inferieur; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; minderwaardig; onbeholpen; ondermaats; ondeugdelijk; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; tweederangs; wankel; wee; ziekelijk; zwak
hager dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; benig; berooid; dun; ijl; karig; lang en dun; mager; piekerig; pover; schamel; schraal; spichtig; spinachtig; sprieterig; sprietig; tenger; van geringe dichtheid
karg droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel arm; armzalig; berooid; dor; droog; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; slecht; tweederangs; verdord; weinig; zwak
knapp droog; schraal; schriel armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; dichtbij; eng; in de buurt; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; krap bij kas; mager; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; nauwsluitend; niet overvloedig; ondermaats; pover; ragfijn; schamel; schraal; smal; smalletjes; strak; summier; van geringe afmeting; van geringe breedte; vlakbij
kränklich dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; fragiel; gammel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; menstruerend; onbeholpen; ongesteld; ongezond; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; teer; wankel; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak
kärglich droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel arm; armzalig; dor; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; slecht; tweederangs; weinig; zwak
mager droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; halfvet; karig; laagcalorisch; luttel; mager; pover; schamel; schraal; vetarm; weinig
nichtig dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; karig; mager; miniem; minitueus; nietig; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeldig; ongeopend; pover; schamel; schraal
schmächtig dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel armzalig; berooid; broodmager; dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; ijl; karig; lang en dun; los; mager; onvast; piekerig; pover; rank; schamel; schraal; slank; spichtig; spinachtig; sprietig; tenger; uitgemergeld; uitgeteerd; van geringe dichtheid; wankel; wankelbaar; wankelend
trocken droog; schraal; schriel dor; droge; droog; leukweg; onbewaakt; schraal; verdord; vochtvrij

Related Words for "schriel":


Wiktionary Translations for schriel:


Cross Translation:
FromToVia
schriel karg; schmal; dürftig; kärglich insuffisant — Qui ne suffire pas.
schriel knapp; selten; rar; karg; dürftig; kärglich; spärlich rare — Qui est en petit nombre, qui se trouve difficilement.