Dutch

Detailed Translations for wee from Dutch to German

wee:

wee [de ~] nomen

  1. de wee (perswee)
    die Gburtswee; die Zusammenziehung

Translation Matrix for wee:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gburtswee perswee; wee
Zusammenziehung perswee; wee convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgespannt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak afgemat; bleek; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; krukkig; onbeholpen; onhandig; op; pips; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
ach helaas; och; wee ach; toe
gebrechlich bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak arm; armzalig; breekbaar; broos; dun; fragiel; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; minderwaardig; onbeholpen; ondermaats; ondeugdelijk; onhandig; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; tweederangs; wankel; zwak
hilflos bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armzalig; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gebrekkig; hulpeloos; iel; karig; knullig; krukkig; kwetsbaar; mager; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teder; teer; tenger; weerloos; zwak
hinfällig bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak aftands; arm; armetierig; armzalig; berooid; breekbaar; broos; fragiel; gammel; inferieur; karig; krakkemikkig; krakkemikkige; krukkig; kwetsbaar; kwijnend; mager; minderwaardig; onbeholpen; ondermaats; ondeugdelijk; onhandig; onooglijk; pover; schamel; schraal; schutterig; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; tweederangs; verlopen; wankel; wrak; zwak
kraftlos bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak dood; energieloos; futloos; geesteloos; hulpeloos; krachteloos; krukkig; lamlendig; landerig; levenloos; lusteloos; niet bezield; onbeholpen; onbezield; onhandig; onmachtig; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; weerloos
kränklich bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armzalig; breekbaar; broos; dun; fragiel; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; menstruerend; onbeholpen; ongesteld; ongezond; onhandig; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; teer; wankel; ziekjes; zwak
lahm bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak futloos; kreupel; krukkig; lam; lamlendig; lusteloos; mank; mat; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verlamd
lustlos bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak energieloos; flauw; flauwtjes; futloos; hangerig; krukkig; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; zwak; zwakjes
matt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armetierig; beslagen; bleek; dof; flauw; flauwtjes; flets; futloos; gammel; gematteerd; glansloos; kleurloos; krakkemikkig; kwijnend; lamlendig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; niet helder; slap; verschoten; wankel; zwak
schlaff bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armzalig; doezelig; dof; dood; flets; futloos; gammel; geesteloos; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; lamlendig; levenloos; lusteloos; mager; mat; niet bezield; niet helder; onbeholpen; onbezield; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slungelig; soezerig; stumperig; stuntelig; suf; sukkelig; wankel; zwak
schlapp bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armzalig; dof; energieloos; flauw; flets; futloos; gammel; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; kwabbig; lamlendig; landerig; lijzig; lillend; log; loom; lusteloos; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; zonder smaak; zwak
schwach bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak achtergebleven; achterlijk; arm; armetierig; armzalig; breekbaar; broos; debiel; dement; dof; dun; flauw; flauwtjes; flets; fragiel; gammel; idioot; ijl; imbeciel; inferieur; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; kwijnend; laag; mager; mat; matig; middelmatig; min; minderwaardig; niet al te best; niet helder; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; ondermaats; ondeugdelijk; ploertig; pover; schamel; schemerig; schimmig; schraal; slap; slecht; teer; tweederangs; van geringe dichtheid; wankel; week; zwak; zwakjes; zwakzinnig
schwächlich bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak armzalig; breekbaar; broos; debiel; delicaat; dement; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; idioot; iel; imbeciel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; onbeholpen; onhandig; ploertig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teder; teer; tenger; wankel; zwak; zwakjes; zwakzinnig

Related Words for "wee":

  • weeheid, ween, wees, weetje, weetjes

Wiktionary Translations for wee:

wee
noun
  1. meist im Plural: Kontraktion der Gebärmutter während der Geburt

Cross Translation:
FromToVia
wee Schmerz; Leid; Weh douleurimpression de souffrance, état pénible produire par un mal physique.
wee Ärger; Betrübnis; Gram; Harm; Verdruß; Weh; Kummer; Bestrafung; Strafe; Mühe; Mühsal; Bemühung; Versuch; Schmerz peinepunition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.