Dutch

Detailed Translations for doorhalen from Dutch to German

doorhalen:

doorhalen verb (haal door, haalt door, haalde door, haalden door, doorgehaald)

  1. doorhalen (schrappen)
  2. doorhalen
  3. doorhalen

Conjugations for doorhalen:

o.t.t.
  1. haal door
  2. haalt door
  3. haalt door
  4. halen door
  5. halen door
  6. halen door
o.v.t.
  1. haalde door
  2. haalde door
  3. haalde door
  4. haalden door
  5. haalden door
  6. haalden door
v.t.t.
  1. heb doorgehaald
  2. hebt doorgehaald
  3. heeft doorgehaald
  4. hebben doorgehaald
  5. hebben doorgehaald
  6. hebben doorgehaald
v.v.t.
  1. had doorgehaald
  2. had doorgehaald
  3. had doorgehaald
  4. hadden doorgehaald
  5. hadden doorgehaald
  6. hadden doorgehaald
o.t.t.t.
  1. zal doorhalen
  2. zult doorhalen
  3. zal doorhalen
  4. zullen doorhalen
  5. zullen doorhalen
  6. zullen doorhalen
o.v.t.t.
  1. zou doorhalen
  2. zou doorhalen
  3. zou doorhalen
  4. zouden doorhalen
  5. zouden doorhalen
  6. zouden doorhalen
en verder
  1. is doorgehaald
  2. zijn doorgehaald
diversen
  1. haal door!
  2. haalt door!
  3. doorgehaald
  4. foorhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorhalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Karte durch Lesegerät ziehen doorhalen
durchstreichen doorhalen; schrappen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
durchgestrichen doorhalen doorgestreept; geschrapt

Wiktionary Translations for doorhalen:


Cross Translation:
FromToVia
doorhalen ausstreichen cancel — cross out
doorhalen hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern barrerfermer avec une barre par-derrière.