Summary


Dutch

Detailed Translations for uitgestrektheid from Dutch to German

uitgestrektheid:

uitgestrektheid [de ~ (v)] nomen

  1. de uitgestrektheid (uitgebreidheid)
    die Ausdehnung; die Weite

Translation Matrix for uitgestrektheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausdehnung uitgebreidheid; uitgestrektheid aangroei; aanwas; afmeting; dimensie; expansie; expulsie; formaat; groei; grootte; het groter worden; maat; mate; omvang; uitbreiding; uitdijen; uitdijing; uitrekking; uitstrekking; uitzetten; vergroting; wijd worden
Weite uitgebreidheid; uitgestrektheid wijdte

Related Words for "uitgestrektheid":


Wiktionary Translations for uitgestrektheid:


Cross Translation:
FromToVia
uitgestrektheid Ausdehnung; Geräumigkeit; Weite; Breite largeurétendue d’une chose considérer d’un de ses côtés à l’autre, par opposition à longueur.

uitgestrektheid form of uitgestrekt:


Translation Matrix for uitgestrekt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausgedehnt gestrekt; lang en smal; langgerekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt in details; uitgewerkt
ausgestreckt gestrekt; lang en smal; langgerekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt gestrekt; uitgerekt
ausgestreckt liegend gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
liegend gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
weitläufig lang en smal; langgerekt; uitgestrekt ampel; breedsprakig; breedvoerig; in details; langdradig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; wijdlopig

Related Words for "uitgestrekt":


Wiktionary Translations for uitgestrekt:


Cross Translation:
FromToVia
uitgestrekt reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; breit; umfassend; umfangreich ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
uitgestrekt breit; reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
uitgestrekt ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich étendugrand, large, vaste.