Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. plek:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for plek from Dutch to German

plek:

plek [de ~] nomen

  1. de plek (plaats; locatie)
    der Platz; die Stelle; der Ort; der Standort

Translation Matrix for plek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ort locatie; plaats; plek buurtschap; dorp; gat; gebied; gehucht; gewest; locatie; plaatsbepaling; provincie; rayon; rechtsgebied; ressort; rijksonderdeel
Platz locatie; plaats; plek buitenplaats; buurtschap; gat; gehucht; kamer; plein; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken; vierkant plein
Standort locatie; plaats; plek groeiplaats; kolonie; ligging; locatie; positie; standoord; vestiging
Stelle locatie; plaats; plek baan; baantje; dienst; gunst; instantie; instelling; lichaam; lijst; organisatie; passus; plaatsbepaling; staatsbetrekking; tabel; tafel; werk; werkkring; werkplek
- plaats; punt

Related Words for "plek":


Synonyms for "plek":


Related Definitions for "plek":

  1. bepaalde ruimte of punt in de ruimte1
    • op deze plek wil ik altijd blijven wonen1

Wiktionary Translations for plek:

plek
noun
  1. plaats, positie
plek
noun
  1. Abschnitt in einem Text, Musikwerk
  2. allgemeiner Ausdruck für einen Platz auf diversen Oberflächen
  3. Ort, Standort

Cross Translation:
FromToVia
plek Punkt point — location or place
plek Fleck spot — stain
plek Fleck spot — a round or irregular patch of a different color
plek Stelle; Ort spot — location or area
plek Ort; Platz; Stelle endroit — Partie bien déterminée d’un espace, d’une chose ou d’un corps.
plek Ort; Fleck; Platz; Stätte; Stelle; Terrain lieuportion de l’espace, soit prise en elle-même, soit considérée par rapport à ce qui l’occuper.
plek Posten; Stätte; Terrain placelieu, endroit, espace qu’occuper ou que peut occuper une personne, une chose.
plek Leberfleck tache — Marque naturelle sur la robe d’un animal

Related Translations for plek