Dutch

Detailed Translations for opzicht from Dutch to German

opzicht:

opzicht [het ~] nomen

  1. het opzicht (facet; aspect)
    der Aspekt; die Hinsicht; der Blickpunkt; der Betreff; der Gesichtspunkt; der Gesichtswinkel

Translation Matrix for opzicht:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aspekt aspect; facet; opzicht
Betreff aspect; facet; opzicht gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; onderwerp; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
Blickpunkt aspect; facet; opzicht Spotlight; denkbeeld; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; kijk; mening; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; standpunt; visie; zienswijs; zienswijze
Gesichtspunkt aspect; facet; opzicht denkbeeld; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; kans; kijk; mening; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; standpunt; toekomst; visie; vooruitzicht; zienswijs; zienswijze
Gesichtswinkel aspect; facet; opzicht gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; ooghoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
Hinsicht aspect; facet; opzicht gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs

Related Definitions for "opzicht":

  1. vanuit een bepaalde kant bekeken1
    • in dat opzicht heeft ze gelijk1

Wiktionary Translations for opzicht:


Cross Translation:
FromToVia
opzicht Kontrolle contrôle — désuet|fr État nominatif des personnes qui appartenir à un corps, à une troupe.
opzicht Beziehung; Hinsicht; Verbindung; Verhältnis; Erzählung; Geschichte; Bekannter; Zusammenhang relation — À trier

External Machine Translations:

Related Translations for opzicht