Dutch
Detailed Translations for laten gaan from Dutch to German
laten gaan:
-
laten gaan (loslaten; niet vasthouden)
-
laten gaan (niet vasthouden; laten lopen)
-
laten gaan (invrijheidstellen; loslaten; vrijlaten; amnestie verlenen)
Conjugations for laten gaan:
o.t.t.
- laat gaan
- laat gaan
- laat gaan
- laten gaan
- laten gaan
- laten gaan
o.v.t.
- liet gaan
- liet gaan
- liet gaan
- lieten gaan
- lieten gaan
- lieten gaan
v.t.t.
- heb laten gaan
- hebt laten gaan
- heeft laten gaan
- hebben laten gaan
- hebben laten gaan
- hebben laten gaan
v.v.t.
- had laten gaan
- had laten gaan
- had laten gaan
- hadden laten gaan
- hadden laten gaan
- hadden laten gaan
o.t.t.t.
- zal laten gaan
- zult laten gaan
- zal laten gaan
- zullen laten gaan
- zullen laten gaan
- zullen laten gaan
o.v.t.t.
- zou laten gaan
- zou laten gaan
- zou laten gaan
- zouden laten gaan
- zouden laten gaan
- zouden laten gaan
diversen
- laat gaan!
- laat gaan!
- laten gaan
- gaan latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for laten gaan:
Wiktionary Translations for laten gaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laten gaan | → freisetzen; befreien | ↔ free — make free |