Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. achterblijver:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achterblijver from Dutch to German

achterblijver:

achterblijver [de ~ (m)] nomen

  1. de achterblijver (uitvaller; achtergeblevene)
    der Trödler; der Hinterbliebene; der Nachzügler

Translation Matrix for achterblijver:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hinterbliebene achterblijver; achtergeblevene; uitvaller erfgenaam; nabestaande
Nachzügler achterblijver; achtergeblevene; uitvaller hannes; laatkomer; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
Trödler achterblijver; achtergeblevene; uitvaller draler; hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; uitdraagster; uitdragers

Related Words for "achterblijver":

  • achterblijvers

Wiktionary Translations for achterblijver:


Cross Translation:
FromToVia
achterblijver Nachzügler; Bummler laggard — one who lags behind

External Machine Translations: