Summary
Dutch
Detailed Translations for mopperen from Dutch to German
mopperen:
Conjugations for mopperen:
o.t.t.
- mopper
- moppert
- moppert
- mopperen
- mopperen
- mopperen
o.v.t.
- mopperde
- mopperde
- mopperde
- mopperden
- mopperden
- mopperden
v.t.t.
- heb gemopperd
- hebt gemopperd
- heeft gemopperd
- hebben gemopperd
- hebben gemopperd
- hebben gemopperd
v.v.t.
- had gemopperd
- had gemopperd
- had gemopperd
- hadden gemopperd
- hadden gemopperd
- hadden gemopperd
o.t.t.t.
- zal mopperen
- zult mopperen
- zal mopperen
- zullen mopperen
- zullen mopperen
- zullen mopperen
o.v.t.t.
- zou mopperen
- zou mopperen
- zou mopperen
- zouden mopperen
- zouden mopperen
- zouden mopperen
diversen
- mopper!
- moppert!
- gemopperd
- mopperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mopperen:
Related Definitions for "mopperen":
Wiktionary Translations for mopperen:
mopperen
mopperen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mopperen | → jammern; meckern; plärren | ↔ whinge — to complain or protest |
• mopperen | → murren | ↔ grommeler — Murmurer entre ses dents quand on est fâché |
• mopperen | → nörgeln | ↔ ronchonner — (familier, fr) Lyonnais|fr Être de mauvaise humeur tout en grogner constamment. |
• mopperen | → nörgeln | ↔ râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants. |