Summary
Dutch to German: more detail...
- speculeren:
-
Wiktionary:
- speculeren → spekulieren
- speculeren → Börsenwucher treiben, an der Börse spekulieren, spekulieren
Dutch
Detailed Translations for speculeren from Dutch to German
speculeren:
-
speculeren (met aandelen spelen)
Conjugations for speculeren:
o.t.t.
- speculeer
- speculeert
- speculeert
- speculeren
- speculeren
- speculeren
o.v.t.
- speculeerde
- speculeerde
- speculeerde
- speculeerden
- speculeerden
- speculeerden
v.t.t.
- heb gespeculeerd
- hebt gespeculeerd
- heeft gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
v.v.t.
- had gespeculeerd
- had gespeculeerd
- had gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
o.t.t.t.
- zal speculeren
- zult speculeren
- zal speculeren
- zullen speculeren
- zullen speculeren
- zullen speculeren
o.v.t.t.
- zou speculeren
- zou speculeren
- zou speculeren
- zouden speculeren
- zouden speculeren
- zouden speculeren
en verder
- ben gespeculeerd
- bent gespeculeerd
- is gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
diversen
- speculeer!
- speculeert!
- gespeculeerd
- speculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for speculeren:
Wiktionary Translations for speculeren:
speculeren
Cross Translation:
verb
-
inzetten op een bepaalde kans, meestal met hoog risico
- speculeren → spekulieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• speculeren | → Börsenwucher treiben; an der Börse spekulieren; spekulieren | ↔ agioter — Faire l’agiotage. |