Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: spraak

Dutch and German Search Results for: spraak

Summary

Dutch to German: more detail...

spraak:
- Sprache; Rede
Spraak:
- Sprache
Wiktionary:
- spraak → Sprache
- spraak → Sprache, Redeweise, Wort

Dutch

Detailed Translations for spraak from Dutch to German

spraak:

spraak [de ~] nomen

de spraak
die Sprache; die Rede
- Sprache [die ~] nomen
- Rede [die ~] nomen

Translation Matrix for spraak:

Noun	Related Translations	Other Translations
Rede	spraak	lezing; oratie; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht
Sprache	spraak	Spraak; computertaal; taal

Related Definitions for "spraak":

het kunnen praten¹
- na het ongeluk was hij zijn spraak kwijt¹

Wiktionary Translations for spraak:

spraak

noun

kein Plural: das Vermögen, die allgemeine Fähigkeit zu sprechen, sich zu verständigen; der Informationsträger mündlicher oder schriftlicher Kommunikation (= langage, Sprachvermögen/Sprachfähigkeit)
- Sprache → spraak

Cross Translation:

From	To	Via
• spraak	→ Sprache	↔ language — system of communication using words or symbols
• spraak	→ Sprache	↔ language — the ability to communicate using words
• spraak	→ Sprache	↔ speech — vocal communication
• spraak	→ Sprache; Redeweise	↔ langage — emploi que l’homme faire des sons et des articulations de la voix pour exprimer ses pensées et ses sentiments.
• spraak	→ Wort	↔ parole — faculté naturelle de parler.

Spraak:

Spraak

Spraak
die Sprache
- Sprache [die ~] nomen

Translation Matrix for Spraak:

Noun	Related Translations	Other Translations
Sprache	Spraak	computertaal; spraak; taal

¹Muiswerk Woordenboek