Summary
Dutch to German: more detail...
- besnijden:
-
Wiktionary:
- besnijden → beschneiden
- besnijden → beschneiden
Dutch
Detailed Translations for besnijden from Dutch to German
besnijden:
-
besnijden
Conjugations for besnijden:
o.t.t.
- besnijd
- besnijdt
- besnijdt
- besnijden
- besnijden
- besnijden
o.v.t.
- besneed
- besneed
- besneed
- besneden
- besneden
- besneden
v.t.t.
- heb besneden
- hebt besneden
- heeft besneden
- hebben besneden
- hebben besneden
- hebben besneden
v.v.t.
- had besneden
- had besneden
- had besneden
- hadden besneden
- hadden besneden
- hadden besneden
o.t.t.t.
- zal besnijden
- zult besnijden
- zal besnijden
- zullen besnijden
- zullen besnijden
- zullen besnijden
o.v.t.t.
- zou besnijden
- zou besnijden
- zou besnijden
- zouden besnijden
- zouden besnijden
- zouden besnijden
diversen
- besnijd!
- besnijdt!
- besneden
- besnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for besnijden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beschneiden | besnijden | beknotten; beperken; besnoeien; knippen; snoeien; trimmen |
Wiktionary Translations for besnijden:
besnijden
Cross Translation:
verb
-
de voorhuid van de penis wegsnijden
- besnijden → beschneiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• besnijden | → beschneiden | ↔ circumcise — to remove the foreskin from the penis |