Summary
Dutch to German: more detail...
- stok:
- stokken:
-
Wiktionary:
- stok → Stock
- stok → Rohrstock, Hühnerstange, Stab, Stock, Spazierstock, Krückstock, Gehstock, vierfüßiger Gehstock, Barre, Stange, Stecken, Angel, Angelrute
Dutch
Detailed Translations for stok from Dutch to German
stok:
Translation Matrix for stok:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Stab | baton; staaf; staf; stang; stok | bâton; dirigeerstaf; estafettestokje; polsstok; spijl; staaf; stijl; tralie |
Stange | baton; staaf; staf; stang; stok | mast; paal; pastille; plak; reep; reep chocolade; spijl; staaf; staafje; staak; stijl; tablet; tralie |
Stock | baton; staaf; staf; stang; stok | bijenkorf; dierenkolonie; etage; intensivering; laag; niveau; peil; plan; stand; verdieping; woonlaag |
Related Words for "stok":
Related Definitions for "stok":
Wiktionary Translations for stok:
stok
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stok | → Rohrstock | ↔ cane — a short wooden or bamboo rod or stick used for corporal punishment |
• stok | → Hühnerstange | ↔ perch — rod used by bird |
• stok | → Stab | ↔ stick — long piece of wood |
• stok | → Stock | ↔ stick — cylindrical piece (of chalk, wax etc) |
• stok | → Spazierstock; Krückstock; Gehstock; vierfüßiger Gehstock | ↔ walking stick — cane |
• stok | → Barre; Stange; Stab; Stecken; Stock | ↔ bâton — Morceau de bois assez long |
• stok | → Angel; Spazierstock; Stock; Angelrute; Stab; Stecken | ↔ canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc. |
stokken:
-
stokken (blijven steken; vastlopen; haperen)
Conjugations for stokken:
o.t.t.
- stok
- stokt
- stokt
- stokken
- stokken
- stokken
o.v.t.
- stokte
- stokte
- stokte
- stokten
- stokten
- stokten
v.t.t.
- heb gestokt
- hebt gestokt
- heeft gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
v.v.t.
- had gestokt
- had gestokt
- had gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
o.t.t.t.
- zal stokken
- zult stokken
- zal stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
o.v.t.t.
- zou stokken
- zou stokken
- zou stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
en verder
- ben gestokt
- bent gestokt
- is gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
diversen
- stok!
- stokt!
- gestokt
- stokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stokken (wandelstokken)
Translation Matrix for stokken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Wanderstäbe | stokken; wandelstokken | |
Wanderstöcke | stokken; wandelstokken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aussetzen | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | aanmerken; afwegen; beschouwen; buiten zetten; laten uitvallen; overdenken; overslaan; overwegen |
festfahren | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | klem komen; klemrijden; vast komen zitten; vastlopen; vastrijden |
hapern | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | |
stagnieren | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | halt houden; op hetzelfde niveau blijven; stagneren; stil staan; stoppen |
stocken | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | in staat van ontbinding zijn; liggen rotten; op hetzelfde niveau blijven; ophouden; stagneren; temporiseren; vertragen |