Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: ouders

Dutch and German Search Results for: ouders

Summary

Dutch to German: more detail...

ouders:
- Eltern; Mütter
ouder:
- Elternteil; Vater
- alt
Wiktionary:
- ouders → Eltern
- ouders → Eltern
- ouder → Elternteil
- ouder → älter, Elternteil, Elter

Dutch

Detailed Translations for ouders from Dutch to German

ouders:

ouders [de ~] nomen, plural

de ouders
die Eltern; die Mütter
- Eltern [die ~] nomen
- Mütter [die ~] nomen

Translation Matrix for ouders:

Noun	Related Translations	Other Translations
Eltern	ouders	ouderpaar; vader en moeder
Mütter	ouders

Related Words for "ouders":

ouder

Wiktionary Translations for ouders:

ouders

noun

meervoud van het zelfstandig naamwoord ouder
- ouders → Eltern

ouders

noun

Vater und Mutter eines Kindes
- Eltern → ouders

Cross Translation:

From	To	Via
• ouders	→ Eltern	↔ parents — one's mother and father

ouder:

ouder [de ~ (m)] nomen

de ouder

– vader of moeder ¹
Elternteil
- Elternteil [das ~] nomen
de ouder (vader)

– vader of moeder ¹
der Vater
- Vater [der ~] nomen

ouder adj

ouder
alt
- alt adj

Translation Matrix for ouder:

Noun	Related Translations	Other Translations
Elternteil	ouder
Vater	ouder; vader
-	moeder
Modifier	Related Translations	Other Translations
alt	ouder	bejaard; oud; ouwelijk

Related Words for "ouder":

ouderen, ouders, oud

Related Definitions for "ouder":

vader of moeder¹
- zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd¹

Wiktionary Translations for ouder:

ouder

noun

de moeder of vader van een kind
- ouder → Elternteil

Cross Translation:

From	To	Via
• ouder	→ älter	↔ elder — greater than another in age or seniority
• ouder	→ Elternteil; Elter	↔ parent — person from whom one is descended

Related Translations for ouders

¹Muiswerk Woordenboek