Verb | Related Translations | Other Translations |
anfangen
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; beginnen; een begin nemen; intreden; introduceren; inzetten; kennis laten maken; mobiliseren; ondernemen; op gang komen; voorstellen
|
anheben
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
beginnen; heffen; intreden; inzetten; lichten; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; op gang komen; opheffen; optillen; tillen
|
aufnehmen
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
absorberen; consumeren; gebruiken; in zich opnemen; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; van plan zijn; verbruiken
|
beginnen
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
aanbinden; aangaan; aanknopen; aannemen; aanvaarden; accepteren; beginnen; in ontvangst nemen; intreden; introduceren; inzetten; kennis laten maken; ondernemen; ontvangen; op gang komen; voorstellen
|
einsetzen
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
aangrijpen; aanstellen; aanwenden; afstemmen; beginnen; benoemen; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; in functie aanstellen; inaugureren; inhuldigen; inklinken; inrichten; installeren; instellen; intreden; introduceren; invoegen; inwijden; inzet tonen; inzetten; kennis laten maken; mobiliseren; op gang komen; overgaan op nieuwe rijbaan; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; stationeren; toepassen; tussen zetten; verwedden; voorstellen; wedden
|
starten
|
aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
|
aanbinden; aangaan; aanknopen; aannemen; aanvaarden; accepteren; afstemmen; beginnen; bouwen; construeren; in ontvangst nemen; instellen; intreden; inzetten; omhoogkomen; ondernemen; ontvangen; op gang komen; opstarten; opstijgen; opvliegen
|