Summary
Dutch to German: more detail...
- bezichtigen:
-
Wiktionary:
- bezichtigen → besichtigen
German to Dutch: more detail...
-
bezichtigen:
-
Wiktionary:
bezichtigen → betichten
bezichtigen → beschuldigen, aanbrengen, aangeven, klikken, verklikken, aanklagen, betichten -
Synonyms for "bezichtigen":
ankreiden; anlasten; belasten; beschuldigen; die Schuld in die Schuhe schieben; inkriminieren; Schuld geben; Schuld zuweisen; verdächtigen; zur Last legen
in die Schuhe schieben; anklagen; anschuldigen; unterstellen; verklagen; agieren; handeln; walten; wirken
-
Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for bezichtigen from Dutch to German
bezichtigen:
-
bezichtigen (bekijken; aanschouwen; bezien)
-
bezichtigen (bekijken; inspecteren)
Conjugations for bezichtigen:
o.t.t.
- bezichtig
- bezichtigt
- bezichtigt
- bezichtigen
- bezichtigen
- bezichtigen
o.v.t.
- bezichtigde
- bezichtigde
- bezichtigde
- bezichtigden
- bezichtigden
- bezichtigden
v.t.t.
- heb bezichtigd
- hebt bezichtigd
- heeft bezichtigd
- hebben bezichtigd
- hebben bezichtigd
- hebben bezichtigd
v.v.t.
- had bezichtigd
- had bezichtigd
- had bezichtigd
- hadden bezichtigd
- hadden bezichtigd
- hadden bezichtigd
o.t.t.t.
- zal bezichtigen
- zult bezichtigen
- zal bezichtigen
- zullen bezichtigen
- zullen bezichtigen
- zullen bezichtigen
o.v.t.t.
- zou bezichtigen
- zou bezichtigen
- zou bezichtigen
- zouden bezichtigen
- zouden bezichtigen
- zouden bezichtigen
diversen
- bezichtig!
- bezichtigt!
- bezichtigd
- bezichtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bezichtigen (bezichtiging)
Translation Matrix for bezichtigen:
Wiktionary Translations for bezichtigen:
bezichtigen
verb
-
naar een object kijken
- bezichtigen → besichtigen
German
Detailed Translations for bezichtigen from German to Dutch
bezichtigen:
Synonyms for "bezichtigen":
Wiktionary Translations for bezichtigen:
bezichtigen
Cross Translation:
verb
-
iemand op valse gronden beschuldigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezichtigen | → beschuldigen; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken; aanklagen; betichten | ↔ accuser — déférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime. |