Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: [een

Dutch and German Search Results for: [een

Summary

Dutch to German: more detail...

een:
- einer; eins; Eins; eines; erst
Wiktionary:
- een → prägen, eins, ein, eine, furzen, eines, einer, einem, einen, irgendein
- één → ein, eins
- één → eins, eine, ein, eines, einer, einem, einen, Eins

Dutch

Detailed Translations for [een from Dutch to German

een:

een adj

een (eentje)
einer; eins; Eins; eines; erst
- einer adj
- eins adj
- Eins adj
- eines adj
- erst adj

Translation Matrix for een:

Adjective	Related Translations	Other Translations
-	één
Other	Related Translations	Other Translations
einer		degene; die; diegene
eines		degene; die; diegene; hetgeen; iets; wat; welk; welke
eins		hetgeen; welk; welke
Modifier	Related Translations	Other Translations
Eins	een; eentje
einer	een; eentje
eines	een; eentje
eins	een; eentje
erst	een; eentje

Related Words for "een":

eenheid, eentje

Antonyms for "een":

afzonderlijk; apart

Related Definitions for "een":

geeft aan dat het woord erachter niet precies aangeduid wordt¹
- ik heb daar een jongen zien lopen¹
getal 1¹
- je mag nog één keer raden¹
helemaal met elkaar verbonden¹
- man en vrouw zijn een¹

Wiktionary Translations for een:

een

-
- prägen → op; invloed; uitoefenen; munten; slaan; stempelen; een; stempel; drukken; prenten
die Kardinalzahl zwischen null und zwei
- eins → een; één
unbestimmter Artikel des Maskulinums im Nominativ
- ein → een
unbestimmter Artikel des Neutrums im Nominativ
- ein → een

Cross Translation:

From	To	Via
• een	→ eine; ein	↔ an — indefinite article
• een	→ furzen	↔ break wind — to fart
• een	→ eine; ein; eins; eines; einer; einem; einen	↔ one — cardinal number 1
• een	→ irgendein	↔ some — certain, unspecified or unknown
• een	→ ein; eine; einer	↔ un — Marque l’unité
• een	→ ein; eine	↔ un — Déterminant placé devant un nom.

Related Translations for [een

¹Muiswerk Woordenboek