Dutch

Detailed Translations for nep from Dutch to German

nep:

nep adj

  1. nep (vervalst)

nep [de ~ (m)] nomen

  1. de nep (namaak; imitatie; nabootsing)
    die Imitation; die Fälschung
  2. de nep (zwendelarij; bedrog; oplichterij; knoeierij)
    die Betrügerei; der Betrug; die Schwindelei; die Pfuscherei; der Nepp; die Schiebung; der Schwindel; die Fälschung; die Bauernfängerei; Pfuschwerk

Translation Matrix for nep:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bauernfängerei bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij boerenbedrog; gezwendel; oplichterij; oplichting; zwendel; zwendelarij
Betrug bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij bedriegerij; bedrog; fraude; gezwendel; leugenarij; misleiding; misleidingen; oplichterij; oplichterijen; oplichting; oplichtingen; verdonkeremaning; verduistering; verlakkerijen; zwendel; zwendelarij
Betrügerei bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij gezwendel; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduistering; zwendel; zwendelarij
Fälschung bedrog; imitatie; knoeierij; nabootsing; namaak; nep; oplichterij; zwendelarij falsificatie; gezwendel; onechtheid; oplichterij; oplichting; valsheid; vervalsing; zwendel; zwendelarij
Imitation imitatie; nabootsing; namaak; nep falsificatie; iemand nadoen; imitatie; nabootsing; navolging; vervalsing
Nepp bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij
Pfuscherei bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij bende; beuzelarij; complot; futselarij; gebroddel; geklungel; geknoei; gemier; gemors; getreuzel; gezeur; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenzwering; troep; zooi; zootje
Pfuschwerk bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij gebroddel; geklungel; geknoei; gemors
Schiebung bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij complot; samenzwering; verdonkeremaning; verduistering
Schwindel bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij bedriegerij; bedrog; duizeligheid; geknoei; gemors; gezwendel; leugenarij; misleiding; oplichterij; oplichterijen; oplichting; oplichtingen; verdonkeremaning; verduistering; verlakkerijen; zwendel; zwendelarij
Schwindelei bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij bedrog; gejok; geknoei; gelieg; gemors; gezwendel; leugen; misleiding; onechtheid; onwaarheid; oplichterij; oplichting; valsheid; verlakkerij; zwendel; zwendelarij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fälsch nep; vervalst
nepp nep; vervalst

Related Words for "nep":


Wiktionary Translations for nep:

nep
adjective
  1. nachmachen

Cross Translation:
FromToVia
nep gefälscht counterfeit — intended to deceive or carry appearance of being genuine
nep gefälscht fake — not real
nep Fälschung; Imitat sham — fake, imitation

nep form of neppen:

neppen verb (nep, nept, nepte, nepten, genept)

  1. neppen
    betrügen; bemogeln; prellen; beschwindeln; übervorteilen; beschummeln; neppen; begaunern
    • betrügen verb (betrüge, betrügst, betrügt, betrügte, betrügtet, betrügt)
    • bemogeln verb (bemogele, bemogelst, bemogelt, bemogelte, bemogeltet, bemogelt)
    • prellen verb (prelle, prellst, prellt, prellte, prelltet, geprellt)
    • beschwindeln verb (beschwindele, beschwindelst, beschwindelt, beschwindelte, beschwindeltet, beschwindelt)
    • übervorteilen verb (übervorteile, übervorteilst, übervorteilt, übervorteilte, übervorteiltet, übervorteilt)
    • beschummeln verb (beschummele, beschummelst, beschummelt, beschummelte, beschummeltet, beschummelt)
    • neppen verb (neppe, neppst, neppt, neppte, nepptet, geneppt)
    • begaunern verb (begaunere, begaunerst, begaunert, begaunerte, begaunertet, begaunert)

Conjugations for neppen:

o.t.t.
  1. nep
  2. nept
  3. nept
  4. neppen
  5. neppen
  6. neppen
o.v.t.
  1. nepte
  2. nepte
  3. nepte
  4. nepten
  5. nepten
  6. nepten
v.t.t.
  1. heb genept
  2. hebt genept
  3. heeft genept
  4. hebben genept
  5. hebben genept
  6. hebben genept
v.v.t.
  1. had genept
  2. had genept
  3. had genept
  4. hadden genept
  5. hadden genept
  6. hadden genept
o.t.t.t.
  1. zal neppen
  2. zult neppen
  3. zal neppen
  4. zullen neppen
  5. zullen neppen
  6. zullen neppen
o.v.t.t.
  1. zou neppen
  2. zou neppen
  3. zou neppen
  4. zouden neppen
  5. zouden neppen
  6. zouden neppen
en verder
  1. ben genept
  2. bent genept
  3. is genept
  4. zijn genept
  5. zijn genept
  6. zijn genept
diversen
  1. nep!
  2. nept!
  3. genept
  4. neppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
begaunern neppen bedonderen; bezwendelen; verneuken
bemogeln neppen afzetten; bedonderen; bedotten; bezwendelen; tillen; verneuken
beschummeln neppen bedonderen; bezwendelen; verneuken
beschwindeln neppen afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; misleiden; oplichten; tillen; verneuken; voorjokken; voorliegen; zwendelen
betrügen neppen afzetten; bedonderen; bezwendelen; frauderen; verneuken; vreemdgaan
neppen neppen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; foppen; in de maling nemen; omlijnen; te pakken nemen; voor de gek houden
prellen neppen afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; begrenzen; bezwendelen; omlijnen; verneuken
übervorteilen neppen afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; begrenzen; bezwendelen; omlijnen; verneuken

Related Words for "neppen":