Dutch

Detailed Translations for toeloop from Dutch to German

toeloop:

toeloop [de ~ (m)] nomen

  1. de toeloop (drukte; toevloed; gedrang)
    der Zulauf; der starkeVerkehr; Gedränge; die Gedrängtheit; der Betrieb; Getreibe; der Rummel; reges Leben
  2. de toeloop (grote menigte; drukte; veel mensen)
    Gewühl; Gedränge; Gewirr; die Emsigkeit; der Rummel; Treiben; Getreibe; Getue; Gewimmel
  3. de toeloop (oploopje; samenkomst)
    die Schar; die Menge; der Schwarm; die Masse; der Ansturm; der Andrang; Gedränge; Gewühl; der Trupp; die Volksmenge

Translation Matrix for toeloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
Andrang oploopje; samenkomst; toeloop aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; luim; opschudding; opwelling; pandemonium; prikkel; rumoer; spektakel; toestroom; tumult
Ansturm oploopje; samenkomst; toeloop aanval; attaque; bestorming; klopjacht; offensief; razzia; run; stormaanval; stormloop
Betrieb drukte; gedrang; toeloop; toevloed bedrijf; coöperatie; drukte; fabriek; firma; handelsbedrijf; handelshuis; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; maatschap; maatschappij; onderneming; ophef; rumoer; spektakel; vennootschap; zaak
Emsigkeit drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen activiteit; arbeid; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; drukte; gehaastheid; geraas; haast; haastigheid; heibel; heksenketel; ijl; ijver; ijverigheid; kouwe drukte; lawaai; leven; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onvermoeibaarheid; opschudding; overijling; pandemonium; rumoer; spoed; tumult; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
Gedränge drukte; gedrang; grote menigte; oploopje; samenkomst; toeloop; toevloed; veel mensen agitatie; beroering; drom; drukte; gedoe; geduw; geraas; gewoel; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ongedurigheid; onrust; opschudding; pandemonium; rumoer; troep; tumult
Gedrängtheit drukte; gedrang; toeloop; toevloed beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Getreibe drukte; gedrang; grote menigte; toeloop; toevloed; veel mensen beroering; drom; drukte; gedoe; geraas; gewoel; gewroet; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; massa; menigte; mensenmassa; omhaal; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; troep; tumult
Getue drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen beroering; drukte; geaffecteerdheid; gedoe; geraas; heibel; heisa; heksenketel; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rompslomp; rumoer; toestand; tumult; veel gedoe
Gewimmel drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen beroering; drukte; gedoe; gekrioel; geraas; gewriemel; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Gewirr drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen beroering; chaos; drukte; gedoe; geraas; heibel; heksenketel; keet; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; ophef; opschudding; pandemonium; puinhoop; regelloosheid; rumoer; tumult; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
Gewühl drukte; grote menigte; oploopje; samenkomst; toeloop; veel mensen beroering; drukte; gedoe; geraas; gewoel; gewroet; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Masse oploopje; samenkomst; toeloop accumulatie; berg; boel; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schaar; schare; stapel; troep
Menge oploopje; samenkomst; toeloop aantal; aardig wat; accumulatie; bende; benoemde set; berg; boel; drom; groot en dik stuk; grote hoeveelheid; heleboel; hoeveelheid; homp; hoop; horde; kluit; kudde; kwantiteit; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; partij; schaar; schare; selectie; set; sortering; stapel; stel; troep; verzameling
Rummel drukte; gedrang; grote menigte; toeloop; toevloed; veel mensen beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; knoeiboel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rommel; rumoer; spektakel; troep; tumult; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
Schar oploopje; samenkomst; toeloop aantal personen bijeen; allegaartje; bende; cohort; drom; gezelschap; groep; groep mensen; hoop; horde; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; samenraapsel; schaar; schare; troep
Schwarm oploopje; samenkomst; toeloop afgod; afgodsbeeld; drom; horde; idool; kudde; massa; schaar; schare; troep; zwerm
Treiben drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen activiteit; bedrijvigheid; beroering; deining; drijven; drukte; geraas; heibel; heksenketel; klopjacht; kouwe drukte; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; razzia; roerigheid; rommelig gedoe; rumoer; schommeling; tumult; wiegeling; zeegang
Trupp oploopje; samenkomst; toeloop aantal personen bijeen; drom; gezelschap; groep; groep mensen; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; schaar; schare; troep
Volksmenge oploopje; samenkomst; toeloop drom; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; schaar; schare; troep; volksmenigte
Zulauf drukte; gedrang; toeloop; toevloed
reges Leben drukte; gedrang; toeloop; toevloed beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
starkeVerkehr drukte; gedrang; toeloop; toevloed herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel

Related Words for "toeloop":


Wiktionary Translations for toeloop:


Cross Translation:
FromToVia
toeloop Flut; Zufluss afflux — médecine|fr action d’affluer, concours des liquides vers une partie de l’organisme.

toeloop form of toelopen:

toelopen verb (loop toe, loopt toe, liep toe, liepen toe, toegelopen)

  1. toelopen
    herbeilaufen; herbeiströmen
    • herbeiströmen verb (ströme herbei, strömst herbei, strömt herbei, strömte herbei, strömtet herbei, herbeigeströmt)

Conjugations for toelopen:

o.t.t.
  1. loop toe
  2. loopt toe
  3. loopt toe
  4. lopen toe
  5. lopen toe
  6. lopen toe
o.v.t.
  1. liep toe
  2. liep toe
  3. liep toe
  4. liepen toe
  5. liepen toe
  6. liepen toe
v.t.t.
  1. heb toegelopen
  2. hebt toegelopen
  3. heeft toegelopen
  4. hebben toegelopen
  5. hebben toegelopen
  6. hebben toegelopen
v.v.t.
  1. had toegelopen
  2. had toegelopen
  3. had toegelopen
  4. hadden toegelopen
  5. hadden toegelopen
  6. hadden toegelopen
o.t.t.t.
  1. zal toelopen
  2. zult toelopen
  3. zal toelopen
  4. zullen toelopen
  5. zullen toelopen
  6. zullen toelopen
o.v.t.t.
  1. zou toelopen
  2. zou toelopen
  3. zou toelopen
  4. zouden toelopen
  5. zouden toelopen
  6. zouden toelopen
en verder
  1. ben toegelopen
  2. bent toegelopen
  3. is toegelopen
  4. zijn toegelopen
  5. zijn toegelopen
  6. zijn toegelopen
diversen
  1. loop toe!
  2. loopt toe!
  3. toegelopen
  4. toelopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toelopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herbeilaufen toelopen
herbeiströmen toelopen binnenstromen; massaal opkomen; toestromen

Related Words for "toelopen":


External Machine Translations: