Summary


Dutch

Detailed Translations for tip from Dutch to German

tip:

tip [de ~ (m)] nomen

  1. de tip (aanwijzing; vingerwijzing; vingerwenk; wenk)
    der Tip; der Hinweis; die Anspielung; die Spur; Indiz; der Wink; der Schimmer; der Fingerzeig; Stichwort
  2. de tip

Translation Matrix for tip:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anspielung aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aantijging; insinuatie; toespeling; verwijzing; zijdelingse verdachtmaking
Fingerzeig aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanwijzing; sein; spoor; teken; toespeling; verwijzing; wenk
Hinweis aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanduiding; aanknopingspunt; aanwijzing; indicatie; kennisgeving; spoor; symptoom; teken; toespeling; verwijzing
Indiz aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanknopingspunt; aanwijzing; spoor
Schimmer aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk flakkering; flikkering; flinter; floers; geflikker; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; gloed; greintje; klein beetje; licht verspreiden; restjes; schijn; schijnen; schijnsel; schijntje; schittering; snufje; sprankjes; straling; vleugje; waas; zweem; zweempje; zweempjes
Spur aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanwijzing; eigenschap; flinter; floers; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; scheutje; schijntje; snufje; snuifje; spoor; typering; vleugje; voetspoor; waas; zweem
Stichwort aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk consigne; steekwoord; trefwoord; verkiezingsleus; wachtwoord
Tip aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanwijzing; spoor; toespeling; verwijzing
Wink aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk aanknopingspunt; aanwijzing; gebaar; geste; sein; spoor; teken; toespeling; verwijzing; wenk
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Tipp tip

Related Words for "tip":


Wiktionary Translations for tip:


Cross Translation:
FromToVia
tip Tipp tip — piece of private information
tip Ende; Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel boutpartie extrême d’une chose.
tip Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
tip Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

tippen:

tippen verb (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)

  1. tippen (van iets in kennis stellen; informeren; op de hoogte brengen; )
    informieren; warnen; von etwas in Kenntnis setzen; verkünden; mitteilen
    • informieren verb (informiere, informierst, informiert, informierte, informiertet, informiert)
    • warnen verb (warne, warnst, warnt, warnte, warntet, gewarnt)
    • verkünden verb (verkünde, verkündest, verkündet, verkündete, verkündetet, verkündet)
    • mitteilen verb (teile mit, teilst mit, teilt mit, teilte mit, teiltet mit, mitgeteilt)
  2. tippen (aanstippen; aantippen)
    tupfen; antupfen; berühren; leicht berühren
    • tupfen verb (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)
    • antupfen verb (tupfe an, tupfst an, tupft an, tupfte an, tupftet an, angetupft)
    • berühren verb (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • leicht berühren verb (berühre leicht, berührst leicht, berührt leicht, berührte leicht, berührtet leicht, leicht berührt)

Conjugations for tippen:

o.t.t.
  1. tip
  2. tipt
  3. tipt
  4. tippen
  5. tippen
  6. tippen
o.v.t.
  1. tipte
  2. tipte
  3. tipte
  4. tipten
  5. tipten
  6. tipten
v.t.t.
  1. heb getipt
  2. hebt getipt
  3. heeft getipt
  4. hebben getipt
  5. hebben getipt
  6. hebben getipt
v.v.t.
  1. had getipt
  2. had getipt
  3. had getipt
  4. hadden getipt
  5. hadden getipt
  6. hadden getipt
o.t.t.t.
  1. zal tippen
  2. zult tippen
  3. zal tippen
  4. zullen tippen
  5. zullen tippen
  6. zullen tippen
o.v.t.t.
  1. zou tippen
  2. zou tippen
  3. zou tippen
  4. zouden tippen
  5. zouden tippen
  6. zouden tippen
en verder
  1. ben getipt
  2. bent getipt
  3. is getipt
  4. zijn getipt
  5. zijn getipt
  6. zijn getipt
diversen
  1. tip!
  2. tipt!
  3. getipt
  4. tippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tippen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
antupfen aanstippen; aantippen; tippen aanroeren; aanstippen; even aanraken
berühren aanstippen; aantippen; tippen aangaan; aankloppen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aantikken; beroeren; betreffen; even aanraken; kloppen; ontroeren; raken; tikken; treffen; voelen
informieren informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen attenderen; berichten; bewust maken; erbij zeggen; iets melden; informeren; kennisgeven van; navraag doen; navragen; noemen; vermelden; wijzen; zeggen
leicht berühren aanstippen; aantippen; tippen aanroeren; aanstippen; even aanraken
mitteilen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen berichten; beschrijven; erbij zeggen; iets melden; informeren; klikken; mededelen; meedelen; melden; noemen; rapporteren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verlinken; vermelden; verraden; verslag uitbrengen; vertellen; vertolken; verwoorden; zeggen
tupfen aanstippen; aantippen; tippen aanroeren; aanstippen; afbetten; betten; bevochtigen; deppen; even aanraken
verkünden informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen aankondigen; afkondigen; annonceren; bekendmaken; proclameren
von etwas in Kenntnis setzen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
warnen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen

Related Words for "tippen":




German

Detailed Translations for tip from German to Dutch

Tip:

Tip [der ~] nomen

  1. der Tip (Hinweis; Anspielung; Spur; )
    de aanwijzing; de tip; de vingerwijzing; vingerwenk; de wenk
  2. der Tip (Hinweis; Spur; Verweisung; )
    de aanwijzing; de spoor
  3. der Tip (Hinweis; Anspielung; Fingerzeig; Wink)
    de verwijzing; de toespeling

Translation Matrix for Tip:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanwijzing Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Verweisung; Wink Angabe; Anhaltspunkt; Anknüpfungspunkt; Anweisung; Anweizung; Anzeichen; Bote; Hinweis; Indikation; Indiz; Instruktion; Richtlinie; Vorbote; Vorzeichen; Wink
spoor Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Spur; Tip; Verweisung; Wink Bahn; Bahngleis; Gleis; Schienenweg
tip Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink Tipp
toespeling Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Tip; Wink Anspielung; Beschuldigung; Unterstellung
verwijzing Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Tip; Wink Empfehlung; Empfehlungen; Empfehlungsbrief; Empfehlungsschreiben; Referenz; Verweisung; Überweisung
vingerwenk Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink
vingerwijzing Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink
wenk Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink Fingerzeig; Signal; Wink; Zeichen