Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: woonplaats

Dutch and German Search Results for: woonplaats

Summary

Dutch to German: more detail...

woonplaats:
- Wohnplatz; Wohnort; Wohnsitz
Wiktionary:
- woonplaats → Habitat, Wohnsitz, Dorf, Ort, Wohnort, Fleck, Platz, Stätte, Stelle, Terrain

Dutch

Detailed Translations for woonplaats from Dutch to German

woonplaats:

woonplaats [de ~] nomen

de woonplaats
der Wohnplatz; der Wohnort; der Wohnsitz
- Wohnplatz [der ~] nomen
- Wohnort [der ~] nomen
- Wohnsitz [der ~] nomen

Translation Matrix for woonplaats:

Noun	Related Translations	Other Translations
Wohnort	woonplaats	huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis
Wohnplatz	woonplaats
Wohnsitz	woonplaats	domicilie; huis; residentie; thuis; verblijf; verblijfplaats; vestigingsplaats; woning; woonhuis

Related Words for "woonplaats":

woonplaatsen

Wiktionary Translations for woonplaats:

Cross Translation:

From	To	Via
• woonplaats	→ Habitat	↔ habitat — natural conditions in which a plant or animal lives
• woonplaats	→ Wohnsitz	↔ residence — place where one lives
• woonplaats	→ Dorf; Ort; Wohnort; Fleck; Platz; Stätte; Stelle; Terrain	↔ localité — lieu habité.

Related Translations for woonplaats

woonplaats van vorst