Summary
Dutch to German: more detail...
- staaf:
- staven:
- afstaan:
-
Wiktionary:
- staaf → Barren, Block, Stange
- staven → bekräftigen, bestätigen, konfirmieren, begründen, beweisen, erhärten, demonstrieren, darstellen, vorführen, beglaubigen, bescheinigen, bezeugen, belegen, beteuern, Zeugnis ablegen, zeugen, erweisen, argumentieren, rechtfertigen
- afstaan → Abkehr, Entsagung, Verzichtleistung, Resignation, Öde, Verödung, Zession, entsagen, verzichten, entäußern, fortlassen, überlassen, unterlassen, abtreten, nachgeben, weichen, zedieren, übertragen, einräumen, zurückweichen, Abdikation, Abdankung, Ablehnung, Abweisung, Verweigerung, Zurückweisung, Rücktritt, Thronverzicht, Verzicht, Niederlegung, ablassen, abdanken, abdizieren, zurücktreten, sein Amt niederlegen, seine Würde niederlegen, abgeben, aufschieben, fristen, stunden, vertagen, verzögern
Dutch
Detailed Translations for staaf from Dutch to German
staaf:
Translation Matrix for staaf:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Riegel | pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet | chocolade; chocoladereep; grendel; knip; reep; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting |
Stab | baton; staaf; staf; stang; stok | bâton; dirigeerstaf; estafettestokje; polsstok; spijl; stijl; tralie |
Stange | baton; pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; staf; stang; stok; tablet | mast; paal; spijl; staafje; staak; stijl; tralie |
Stock | baton; staaf; staf; stang; stok | bijenkorf; dierenkolonie; etage; intensivering; laag; niveau; peil; plan; stand; verdieping; woonlaag |
Tafel | pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet | bord; eetbord; lijst; schoolbord; tabel; tafel |
Related Words for "staaf":
Related Definitions for "staaf":
Wiktionary Translations for staaf:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staaf | → Barren; Block; Stange | ↔ bar — solid object with uniform cross-section |
• staaf | → Barren | ↔ bar — metallurgy: solid object of round, square, hexagonal, octagonal or rectangular section |
• staaf | → Barren | ↔ bullion — bulk quantity of precious metal |
• staaf | → Barren | ↔ ingot — a solid block of more or less pure metal |
staven:
-
staven (beamen; bevestigen; onderschrijven)
bejahen; beipflichten-
beipflichten verb (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)
-
staven (bewijzen; aantonen)
Conjugations for staven:
o.t.t.
- staaf
- staaft
- staaft
- staven
- staven
- staven
o.v.t.
- staafte
- staafte
- staafte
- staaften
- staaften
- staaften
v.t.t.
- heb gestaafd
- hebt gestaafd
- heeft gestaafd
- hebben gestaafd
- hebben gestaafd
- hebben gestaafd
v.v.t.
- had gestaafd
- had gestaafd
- had gestaafd
- hadden gestaafd
- hadden gestaafd
- hadden gestaafd
o.t.t.t.
- zal staven
- zult staven
- zal staven
- zullen staven
- zullen staven
- zullen staven
o.v.t.t.
- zou staven
- zou staven
- zou staven
- zouden staven
- zouden staven
- zouden staven
en verder
- ben gestaafd
- bent gestaafd
- is gestaafd
- zijn gestaafd
- zijn gestaafd
- zijn gestaafd
diversen
- staaf!
- staaft!
- gestaafd
- stavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de staven
Translation Matrix for staven:
Related Words for "staven":
Wiktionary Translations for staven:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staven | → bekräftigen; bestätigen; konfirmieren | ↔ confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution. |
• staven | → begründen; beweisen; erhärten; demonstrieren; darstellen; vorführen; beglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen | ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante. |
• staven | → argumentieren; begründen; belegen; beweisen; erhärten; rechtfertigen | ↔ prouver — établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage. |
afstaan:
Conjugations for afstaan:
o.t.t.
- sta af
- staat af
- staat af
- staan af
- staan af
- staan af
o.v.t.
- stond af
- stond af
- stond af
- stonden af
- stonden af
- stonden af
v.t.t.
- heb afgestaan
- hebt afgestaan
- heeft afgestaan
- hebben afgestaan
- hebben afgestaan
- hebben afgestaan
v.v.t.
- had afgestaan
- had afgestaan
- had afgestaan
- hadden afgestaan
- hadden afgestaan
- hadden afgestaan
o.t.t.t.
- zal afstaan
- zult afstaan
- zal afstaan
- zullen afstaan
- zullen afstaan
- zullen afstaan
o.v.t.t.
- zou afstaan
- zou afstaan
- zou afstaan
- zouden afstaan
- zouden afstaan
- zouden afstaan
diversen
- sta af!
- staat af!
- afgestaan
- afstaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstaan (aflevering; uitlevering; overdracht)
Translation Matrix for afstaan:
Wiktionary Translations for afstaan:
Cross Translation:
External Machine Translations: