Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gepeupel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gepeupel from Dutch to German

gepeupel:

gepeupel [het ~] nomen

  1. het gepeupel (plebs; rapaille; grauw)
    die Sippschaft; Lumpengesindel; der Pöbel; Geschirr; Gesindel; Angelgerät; Gelichter; der Plebs; Gezücht

Translation Matrix for gepeupel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Angelgerät gepeupel; grauw; plebs; rapaille hengel; hengelgerei; visgerei; vishengel; visnet; vistuig
Gelichter gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; gebroed
Geschirr gepeupel; grauw; plebs; rapaille afwas; porselein; vaat; vaatwerk
Gesindel gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; janhagel; schorriemorrie; tuig; uitschot
Gezücht gepeupel; grauw; plebs; rapaille aanfok; broed; broedsel; fok; fokkerij; gebroed; gespuis; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
Lumpengesindel gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
Plebs gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; gebroed
Pöbel gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; canaille; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; grauw; grom; schorriemorrie; snauw; tuig; uitschot
Sippschaft gepeupel; grauw; plebs; rapaille broeden; familie; gajes; gebroed; gezin; huisgezin

Wiktionary Translations for gepeupel:


Cross Translation:
FromToVia
gepeupel Pöbel hoi polloi — the common people