Dutch

Detailed Translations for vertoon from Dutch to German

vertoon:

vertoon [het ~] nomen

  1. het vertoon (manifestatie)
    die Manifestation; die Demonstration; die Demo
  2. het vertoon (uiterlijk; verschijning; voorkomen; )
    die Gestalt; die Erscheinung; Aussehen; die Erscheinungsform
  3. het vertoon (iemand zijn uiterlijk; verschijning; uiterlijk; )
    die Ansicht; Aussehen; Äußere; die Gestalt; die Erscheinung; die Erscheinungsform; die Statur

Translation Matrix for vertoon:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ansicht aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm Weergeven; aanblik; aanschouwing; aanzien; allure; ansicht; ansichtkaart; apperceptie; begrip; benul; conceptie; denkbeeld; doorzicht; dunk; gezicht; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; manier van kijken; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; observatie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; panorama; perceptie; prentbriefkaart; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; visie; vue; waarneming; weergave; zicht; zienswijze
Aussehen aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; allure; exterieur; figuur; gedaante; postuur; uiterlijk
Demo manifestatie; vertoon demo
Demonstration manifestatie; vertoon actie; betoging; demonstratie; protestbijeenkomst; publieke betoging; voorproefje
Erscheinung aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; allure; fenomeen; figuur; gedaante; gestalte; lichaamslijn; lichaamspostuur; postuur; silhouet; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; verschijnsel; vorm
Erscheinungsform aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; allure; figuur; lichaamslijn; silhouet; verschijning; verschijningsvorm
Gestalt aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm butler; conditie; figuur; gedaante; gestalte; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; lichaamspostuur; mens; mensenkind; persoon; postuur; sterveling; type; uiterlijk; verschijning; vorm; wezen
Manifestation manifestatie; vertoon actie; protestbijeenkomst; publieke betoging
Statur aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; allure; figuur; gedaante; gestalte; lichaamslijn; lichaamspostuur; postuur; silhouet; verschijning; vorm
Äußere aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanzien; buitenste; exterieur; figuur; gedaante; postuur; uiterlijk

Wiktionary Translations for vertoon:


Cross Translation:
FromToVia
vertoon Gepränge; Pomp; Gala; Parade; Staat pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.
vertoon Gepränge; Pomp; Wunder splendeur — Maginificence

vertonen:

vertonen verb (vertoon, vertoont, vertoonde, vertoonden, vertoond)

  1. vertonen (exposeren; tonen; tentoonstellen)
    zeigen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zur Schau stellen; ausstellen
    • zeigen verb (zeige, zeigst, zeigt, zog, zogt, gezogen)
    • präsentieren verb (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
    • vorführen verb (führe vor, führst vor, führt vor, führte vor, führtet vor, vorgeführt)
    • vorzeigen verb (zeige vor, zeigst vor, zeigt vor, zog vor, zogt vor, vorgezogen)
    • zur Schau stellen verb (stelle zur Schau, stellst zur Schau, stellt zur Schau, stellte zur Schau, stelltet zur Schau, zur Schau gestellt)
    • ausstellen verb (stelle aus, stellst aus, stellt aus, stellte aus, stelltet aus, ausgestellt)
  2. vertonen (tentoonstellen; tonen; exposeren; voor ogen brengen)
    zur Schau stellen; ausstellen
    • zur Schau stellen verb (stelle zur Schau, stellst zur Schau, stellt zur Schau, stellte zur Schau, stelltet zur Schau, zur Schau gestellt)
    • ausstellen verb (stelle aus, stellst aus, stellt aus, stellte aus, stelltet aus, ausgestellt)
  3. vertonen (laten zien; presenteren; tonen)
    präsentieren; sehen lassen; zeigen; aufweisen; vorzeigen; beweisen; nachweisen; erweisen; darbieten; belegen; vorweisen
    • präsentieren verb (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
    • zeigen verb (zeige, zeigst, zeigt, zog, zogt, gezogen)
    • aufweisen verb (weise auf, weist auf, wies auf, wiest auf, aufgewiesen)
    • vorzeigen verb (zeige vor, zeigst vor, zeigt vor, zog vor, zogt vor, vorgezogen)
    • beweisen verb (beweise, beweist, bewies, bewiest, bewiesen)
    • nachweisen verb (weise nach, weisest nach, weist nach, wies nach, wieset nach, nachgewiesen)
    • erweisen verb (erweise, erweist, erwies, erwiest, erwiesen)
    • darbieten verb (biete dar, bietest dar, bietet dar, bot dar, botet dar, dargeboten)
    • belegen verb (belege, belegst, belegt, belegte, belegtet, belegt)
    • vorweisen verb (weise vor, weist vor, wiest vor, wies vor, vorgewiesen)

Conjugations for vertonen:

o.t.t.
  1. vertoon
  2. vertoont
  3. vertoont
  4. vertonen
  5. vertonen
  6. vertonen
o.v.t.
  1. vertoonde
  2. vertoonde
  3. vertoonde
  4. vertoonden
  5. vertoonden
  6. vertoonden
v.t.t.
  1. heb vertoond
  2. hebt vertoond
  3. heeft vertoond
  4. hebben vertoond
  5. hebben vertoond
  6. hebben vertoond
v.v.t.
  1. had vertoond
  2. had vertoond
  3. had vertoond
  4. hadden vertoond
  5. hadden vertoond
  6. hadden vertoond
o.t.t.t.
  1. zal vertonen
  2. zult vertonen
  3. zal vertonen
  4. zullen vertonen
  5. zullen vertonen
  6. zullen vertonen
o.v.t.t.
  1. zou vertonen
  2. zou vertonen
  3. zou vertonen
  4. zouden vertonen
  5. zouden vertonen
  6. zouden vertonen
diversen
  1. vertoon!
  2. vertoont!
  3. vertoond
  4. vertonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertonen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufweisen laten zien; presenteren; tonen; vertonen
ausstellen exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen distribueren; doneren; etaleren; geven; goed vinden; ronddelen; schenken; tentoonstellen; toestaan; toestemmen; tonen; uitreiken; uitstallen; verdelen
belegen laten zien; presenteren; tonen; vertonen aantonen; bewijzen; boekstaven; staven; te boek stellen; toewijzen
beweisen laten zien; presenteren; tonen; vertonen aantonen; bewijzen; nagaan; staven; verifieren; zekerstellen
darbieten laten zien; presenteren; tonen; vertonen aanbieden; aanreiken; etaleren; figureren; geven; laten zien; offreren; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; voorleggen
erweisen laten zien; presenteren; tonen; vertonen aantonen; betonen; betuigen; bewaarheid worden; bewijzen; blijken; doneren; geven; nagaan; schenken; staven; uitkomen; verifieren; zekerstellen
nachweisen laten zien; presenteren; tonen; vertonen aantonen; bewijzen; nagaan; staven; verifieren; zekerstellen
präsentieren exposeren; laten zien; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen aanbieden; aanreiken; geven; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen
sehen lassen laten zien; presenteren; tonen; vertonen
vorführen exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen aanbieden; etaleren; laten zien; offreren; openbaren; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; voorleggen; zich uiten
vorweisen laten zien; presenteren; tonen; vertonen aantonen; bewijzen; etaleren; nagaan; openbaren; staven; tentoonstellen; ter overweging geven; tonen; uitstallen; verifieren; voorleggen; zekerstellen; zich uiten
vorzeigen exposeren; laten zien; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen aanbieden; aantonen; bewijzen; etaleren; getuigen van; laten blijken; laten zien; nagaan; offreren; presenteren; staven; tentoonstellen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; verifieren; voordedaghalen; voorleggen; zekerstellen
zeigen exposeren; laten zien; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen aanbieden; aanwijzen; getuigen van; geuren; laten blijken; laten zien; offreren; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tonen; uitstallen; voorleggen
zur Schau stellen exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen afsteken; eruit springen; etaleren; geuren; in het oog lopen; opvallen; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitspringen; uitstallen; uitsteken

Related Definitions for "vertonen":

  1. het laten zien, zichtbaar maken1
    • in die bioscoop vertonen ze de nieuwste films1
  2. je laten zien1
    • hij kan zich met dit kapsel niet op straat vertonen1

Wiktionary Translations for vertonen:

vertonen
verb
  1. laten zien
vertonen
verb
  1. etwas jemand anderem zur Prüfung geben
  2. etwas bekanntmachen

Cross Translation:
FromToVia
vertonen an den Tag legen; zeigen exhibit — demonstrate
vertonen anbieten offer — place at disposal
vertonen zeigen show — display
vertonen bestimmen; andeuten; markieren; zeichnen; anzeichnen; kennzeichnen; angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; auslesen; wählen; auswählen; erwählen; aussuchen; auserwählen; eine Auswahl treffen désigner — Traduction à trier
vertonen angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; andeuten indiquermontrer, désigner une personne ou une chose.
vertonen angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen montrerfaire voir ; exposer aux regards.
vertonen aufführen; bieten; anbieten; darstellen; vorstellen; vorlegen; präsentieren présenter — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations:

Related Translations for vertoon