Dutch

Detailed Translations for samenstelling from Dutch to German

samenstelling:

samenstelling [de ~ (v)] nomen

  1. de samenstelling (assemblage; assembleren; montage; samenvoeging)
    die Zusammenstellung; die Zusammensetzung
  2. de samenstelling (onderdelen)
    die Unterteile; die Zusammensetzung
  3. de samenstelling (opbouw; structuur; ordening; organisatie; systeem)
    System; die Struktur; die Zusammensetzung; der Aufbau; die Konstruktion; die Aufstellung; die Gestaltung; die Ordnung; die Anordnung; die Einteilung; die Rangordnung; der Bau; die Aufeinanderfolge
  4. de samenstelling (opbouw; constructie; structuur; )
    die Konstruktion; die Struktur; der Aufbau; die Zusammensetzung; der Bau; die Errichtung; die Erbauung; die Bauart; der innere Aufbau
  5. de samenstelling (combinatie)
    die Kombination

Translation Matrix for samenstelling:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anordnung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem afstelling; arrangement; bepaling; beschikbaarheid; beschikking; besluit; besluiten; constatering; determinatie; discipline; dwang; gehoorzaamheid; indeling; inregeling; instelling; onderwerping; opstelling; orde; ordening; raadsbesluit; rangschikking; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; schikking; tucht; vaststelling; voorschrift; wet
Aufbau bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem arrangement; bouwwerk; bovenbouw; gebouw; geweven stof; indeling; opstelling; ordening; pand; rangschikking; schikking; weefsel
Aufeinanderfolge opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem aaneenschakeling; opeenvolging; opvolging; successie
Aufstellung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem aanduiding; arrangement; benaming; benoeming; bewering; indeling; kader; lijst; lijst van gegevens; omranding; opgaaf; opgave; opstelling; ordening; overzicht; plaatsing van artikel; rand; rangschikking; schikking; specificatie; staat; staatje; stelling; tabel; tafel
Bau bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem aanleggen; bouw; bouwsector; bouwwerk; gebouw; pand; verbouwing; vertimmering
Bauart bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur bouwstijl; bouwwijze
Einteilung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schifting; schikking; sortering; uitsplitsing
Erbauung bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur bouwwerk; gebouw; pand
Errichtung bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur bouwwerk; gebouw; het stichten; instelling; kolonie; oprichting; pand; stichting; vestiging
Gestaltung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem conditie; design; formatie; invullen; invulling; kenteken; merkteken; onderscheidingsteken; samenstelling taalkunde; vervulling; vorm; vormgeving
Kombination combinatie; samenstelling aaneenkoppeling; colbertkostuums; combinatie; koppeling; verbinding
Konstruktion bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem bouwwerk; gebouw; pand
Ordnung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem arrangement; bestel; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; indeling; onderwerping; opstelling; orde; ordening; rangschikking; regel; regelgeving; regeling; regelmaat; reglement; regularisatie; samenstel; schikking; tucht; voorschrift; wet
Rangordnung opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem hiërarchie; klasse; lijst; maatschappelijke klasse; orde; rang; rangorde; rangschikken; rangschikking; slag; stand; tabel; tafel; volgorde
Struktur bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem bouwwerk; component; gebouw; pand; struct; structuur; toewijzing
System opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem bestel; samenstel; stelsel; systeem
Unterteile onderdelen; samenstelling
Zusammensetzung assemblage; assembleren; bouw; constructie; montage; onderdelen; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; samenvoeging; structuur; systeem bijeenplaatsing; samenstelling taalkunde
Zusammenstellung assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
innere Aufbau bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur

Related Words for "samenstelling":


Related Definitions for "samenstelling":

  1. de manier waarop er een geheel van gemaakt is1
    • voor de samenstelling van dit liedjesprogramma is Jan verantwoordelijk1
  2. woord dat bestaat uit twee andere woorden1
    • het woord 'pindakaas' is een samenstelling1

Wiktionary Translations for samenstelling:

samenstelling
noun
  1. de onderdelen waaruit iets bestaat

Cross Translation:
FromToVia
samenstelling Kompositum compound — linguistics: word formed by combining other words
samenstelling Kompositum compound word — word composed of others
samenstelling Struktur; Bildung structuremanière dont un édifice bâtir.

Related Translations for samenstelling