Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. lukken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lukken from Dutch to German

lukken:

lukken [znw.] nomen

  1. lukken (slagen; gelukken)
    Gelingen; Erzielen; der Erfolg

Translation Matrix for lukken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Erfolg gelukken; lukken; slagen bestseller; fortuintje; heil; hit; huiduitslag; mazzel; meevaller; succes; uitslag; voorspoed; voorspoedigheid; welslagen; welzijn; werken; werking
Erzielen gelukken; lukken; slagen
Gelingen gelukken; lukken; slagen mazzel; meevaller; succes; voorspoedigheid; welslagen

Antonyms for "lukken":


Related Definitions for "lukken":

  1. goed gaan1
    • kun je dit dragen? ja, het lukt1

Wiktionary Translations for lukken:

lukken
verb
  1. tot een succes leiden
lukken
verb
  1. etwas erfolgreich zu Ende bringen