Summary
Dutch
Detailed Translations for vermanen from Dutch to German
vermanen:
-
vermanen (berispen; terechtwijzen)
-
vermanen (waarschuwen; berispen; manen; terechtwijzen)
Conjugations for vermanen:
o.t.t.
- vermaan
- vermaant
- vermaant
- vermanen
- vermanen
- vermanen
o.v.t.
- vermaande
- vermaande
- vermaande
- vermaanden
- vermaanden
- vermaanden
v.t.t.
- heb vermaand
- hebt vermaand
- heeft vermaand
- hebben vermaand
- hebben vermaand
- hebben vermaand
v.v.t.
- had vermaand
- had vermaand
- had vermaand
- hadden vermaand
- hadden vermaand
- hadden vermaand
o.t.t.t.
- zal vermanen
- zult vermanen
- zal vermanen
- zullen vermanen
- zullen vermanen
- zullen vermanen
o.v.t.t.
- zou vermanen
- zou vermanen
- zou vermanen
- zouden vermanen
- zouden vermanen
- zouden vermanen
diversen
- vermaan!
- vermaant!
- vermaand
- vermanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze