Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: bijt

Dutch and German Search Results for: bijt

Summary

Dutch to German: more detail...

bijt:
- Wake
bijten:
- Beißen
Wiktionary:
- bijt → Wune, Eisloch, Wuhne
- bijten → beißen
- bijten → beißen, Biss

Dutch

Detailed Translations for bijt from Dutch to German

bijt:

bijt [de ~] nomen

de bijt (wak)
die Wake
- Wake [die ~] nomen

Translation Matrix for bijt:

Noun	Related Translations	Other Translations
Wake	bijt; wak

Related Words for "bijt":

bijtten, bijten

Wiktionary Translations for bijt:

bijt

noun

gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak
- bijt → Wune; Eisloch

bijt

noun

künstlich ins Eis gehauenes Loch
- Wuhne → bijt

bijt form of bijten:

bijten [het ~] nomen

het bijten
Beißen
- Beißen [das ~] nomen

Translation Matrix for bijten:

Noun	Related Translations	Other Translations
Beißen	bijten

Related Words for "bijten":

bijt

Related Definitions for "bijten":

inwerken op de bovenlaag¹
- dat zuur bijt als het op je huid komt¹
je tanden ergens in zetten¹
- hij beet in de appel¹

Wiktionary Translations for bijten:

bijten

verb

iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
- bijten → beißen

bijten

(transitiv) die Zähne in etwas schlagen
- beißen → bijten

Cross Translation:

From	To	Via
• bijten	→ beißen	↔ bite — to cut off a piece by clamping the teeth
• bijten	→ beißen	↔ bite — to attack with the teeth
• bijten	→ beißen	↔ bite — to bite a baited hook or other lure
• bijten	→ Biss	↔ bite — act of biting
• bijten	→ beißen	↔ mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

¹Muiswerk Woordenboek