Summary
Dutch to German: more detail...
- optreden:
-
Wiktionary:
- optreden → aufführen, spielen
- optreden → spielen, fungieren, benehmen, erscheinen, auftauchen, Auftritt, Schauspiel, Anerbieten, Antrag, Gebot, Aufführung, Darbietung, Vorlegung, Vorstellung, Präsentation, Darreichung, Darstellung, Offerte, operieren, machen, tun, stellen, bereiten, wirken, einwirken, erwirken, wirksam sein, Wirkung ausüben, agieren, handeln, verfahren, vorgehen, tätig sein, sich verhalten
Dutch
Detailed Translations for optreden from Dutch to German
optreden:
-
het optreden (gedragswijze; gedrag; handelwijze; manier)
-
optreden (te werk gaan; werken; opereren; manipuleren; procederen; handelen; leven)
funktionieren; vorgehen; arbeiten; tun-
funktionieren verb (funktioniere, funktionierst, funktioniert, funktionierte, funktioniertet, funktioniert)
-
-
optreden (performen; spelen)
Conjugations for optreden:
o.t.t.
- treed op
- treedt op
- treedt op
- treden op
- treden op
- treden op
o.v.t.
- trad op
- trad op
- trad op
- traden op
- traden op
- traden op
v.t.t.
- ben opgetreden
- bent opgetreden
- is opgetreden
- zijn opgetreden
- zijn opgetreden
- zijn opgetreden
v.v.t.
- was opgetreden
- was opgetreden
- was opgetreden
- waren opgetreden
- waren opgetreden
- waren opgetreden
o.t.t.t.
- zal optreden
- zult optreden
- zal optreden
- zullen optreden
- zullen optreden
- zullen optreden
o.v.t.t.
- zou optreden
- zou optreden
- zou optreden
- zouden optreden
- zouden optreden
- zouden optreden
en verder
- heb opgetreden
- hebt opgetreden
- heeft opgetreden
- hebben opgetreden
- hebben opgetreden
- hebben opgetreden
diversen
- treed op!
- treedt op!
- opgetreden
- optredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for optreden:
Related Words for "optreden":
Synonyms for "optreden":
Related Definitions for "optreden":
Wiktionary Translations for optreden:
optreden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• optreden | → spielen | ↔ act — to perform a theatrical role |
• optreden | → fungieren; benehmen; spielen | ↔ act — to behave in a certain way |
• optreden | → erscheinen; auftauchen | ↔ appear — To come before the public |
• optreden | → Auftritt | ↔ gig — performing engagement by a musical group |
• optreden | → spielen | ↔ play — act in a performance |
• optreden | → Schauspiel | ↔ play — theatrical performance |
• optreden | → Anerbieten; Antrag; Gebot; Aufführung; Darbietung; Vorlegung; Vorstellung; Präsentation; Darreichung; Darstellung; Offerte | ↔ offre — action d’offrir. |
• optreden | → operieren; machen; tun; stellen; bereiten; wirken; einwirken; erwirken; wirksam sein; Wirkung ausüben; agieren; handeln; verfahren; vorgehen; tätig sein; sich verhalten | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |