Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aangeplakt:
  2. aanplakken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aangeplakt from Dutch to German

aangeplakt:

aangeplakt adj

  1. aangeplakt

Translation Matrix for aangeplakt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
angeklebt aangeplakt

aanplakken:

aanplakken [znw.] nomen

  1. aanplakken (vastplakken)
    Anheften; Ankleben

Translation Matrix for aanplakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anheften aanplakken; vastplakken aanhechten; aanhechting; vasthechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten
Ankleben aanplakken; vastplakken aanhechten; aanlijmen; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; voorplakken; voorvoegen; voorzetten

Wiktionary Translations for aanplakken:


Cross Translation:
FromToVia
aanplakken agglutinieren; zusammenheilen; verkleben; zusammenbacken; verkitten agglutinerunir et mêler plusieurs substances de manière à en former une masse compacte.
aanplakken kleben; leimen collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.
aanplakken plakatieren; anschlagen; affichieren placardermettre, afficher un placard.