Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanspraak maken op:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanspraak maken op from Dutch to German

aanspraak maken op:

aanspraak maken op verb

  1. aanspraak maken op (opeisen; eisen; vorderen; rekwireren; opvorderen)
    fordern; Anspruch machen auf; anfordern; einfordern
    • fordern verb (fordre, forderst, fordert, forderte, fordertet, gefordert)
    • anfordern verb (fordere an, forderst an, fordert an, forderte an, fordertet an, angefordert)
    • einfordern verb (fordere ein, forderst ein, fordert ein, forderte ein, fordertet ein, eingefordert)

aanspraak maken op [znw.] nomen

  1. aanspraak maken op (claim)

Translation Matrix for aanspraak maken op:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anpruch geltend machen auf aanspraak maken op; claim
VerbRelated TranslationsOther Translations
Anspruch machen auf aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen
anfordern aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen aanvragen; bestellen; eisen; inmanen; invorderen; opvragen; orderen; rekwestreren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
einfordern aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen aanspraak op maken; aanvragen; eisen; iets verduren; incasseren; inmanen; invorderen; opvangen; opvragen; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
fordern aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; manen; ontbieden; oproepen; opvragen; rekwisiteren; sommeren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen

Wiktionary Translations for aanspraak maken op:


Cross Translation:
FromToVia
aanspraak maken op beanspruchen claim — to demand ownership or right to use for land

Related Translations for aanspraak maken op