Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate aanvaringen

Translate aanvaringen from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

aanvaringen:
- Steitigkeiten; Kräche; Streitereien
aanvaring:
- Kollision; Zusammenstoß
Wiktionary:
- aanvaring → Karambolage
- aanvaring → Anstoß, Rütteln, Schütteln, Schüttern, Kollision

Dutch

Detailed Translations for aanvaringen from Dutch to German

aanvaringen:

aanvaringen [de ~] nomen, plural

de aanvaringen (ruzies)
die Steitigkeiten; die Kräche; die Streitereien
- Steitigkeiten [die ~] nomen
- Kräche [die ~] nomen
- Streitereien [die ~] nomen

Translation Matrix for aanvaringen:

Noun	Related Translations	Other Translations
Kräche	aanvaringen; ruzies
Steitigkeiten	aanvaringen; ruzies
Streitereien	aanvaringen; ruzies

Related Words for "aanvaringen":

aanvaring

aanvaring:

aanvaring [de ~ (v)] nomen

de aanvaring (botsing)
die Kollision; der Zusammenstoß
- Kollision [die ~] nomen
- Zusammenstoß [der ~] nomen

Translation Matrix for aanvaring:

Noun	Related Translations	Other Translations
Kollision	aanvaring; botsing	aanrijding; botsing; collisie; conflict; onenigheid; ruzie; twist
Zusammenstoß	aanvaring; botsing	aanrijding; botsing; collisie; conflict; duw; duwtje; onenigheid; opeen knallen; por; ruzie; stoot; stootje; twist; zet

Related Words for "aanvaring":

aanvaringen

Wiktionary Translations for aanvaring:

aanvaring

noun

Zusammenstoß (mit einem Fahrzeug)
- Karambolage → aanvaring

Cross Translation:

From	To	Via
• aanvaring	→ Anstoß; Rütteln; Schütteln; Schüttern; Kollision	↔ choc — collision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.