Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanwezige:
  2. aanwezig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanwezige from Dutch to German

aanwezige:

aanwezige [de ~] nomen

  1. de aanwezige
    der Anwesende

Translation Matrix for aanwezige:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anwesende aanwezige

Related Words for "aanwezige":


aanwezig:


Translation Matrix for aanwezig:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
vorrätig aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare
- present
ModifierRelated TranslationsOther Translations
anwesend aanwezig; present!; tegenwoordig
auf Lager aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare
zugegen aanwezig; present!; tegenwoordig eigentijds; hedendaags; modern

Related Words for "aanwezig":


Synonyms for "aanwezig":


Antonyms for "aanwezig":


Related Definitions for "aanwezig":

  1. wie ergens is1
    • alle leerlingen waren aanwezig vandaag1

Wiktionary Translations for aanwezig:

aanwezig
adjective
  1. tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)

Cross Translation:
FromToVia
aanwezig anwesend present — in the immediate vicinity
aanwezig anwesend présent — Là où l’on est