Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. afkijken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afkijken from Dutch to German

afkijken:

afkijken verb (kijk af, kijkt af, keek af, keken af, afgekeken)

  1. afkijken (spieken)
    abschreiben
    • abschreiben verb (schreibe ab, schriebst ab, schreibt ab, schrieb ab, schriebt ab, abgeschrieben)

Conjugations for afkijken:

o.t.t.
  1. kijk af
  2. kijkt af
  3. kijkt af
  4. kijken af
  5. kijken af
  6. kijken af
o.v.t.
  1. keek af
  2. keek af
  3. keek af
  4. keken af
  5. keken af
  6. keken af
v.t.t.
  1. heb afgekeken
  2. hebt afgekeken
  3. heeft afgekeken
  4. hebben afgekeken
  5. hebben afgekeken
  6. hebben afgekeken
v.v.t.
  1. had afgekeken
  2. had afgekeken
  3. had afgekeken
  4. hadden afgekeken
  5. hadden afgekeken
  6. hadden afgekeken
o.t.t.t.
  1. zal afkijken
  2. zult afkijken
  3. zal afkijken
  4. zullen afkijken
  5. zullen afkijken
  6. zullen afkijken
o.v.t.t.
  1. zou afkijken
  2. zou afkijken
  3. zou afkijken
  4. zouden afkijken
  5. zouden afkijken
  6. zouden afkijken
diversen
  1. kijk af!
  2. kijkt af!
  3. afgekeken
  4. afkijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afkijken [znw.] nomen

  1. afkijken (spieken; overschrijven; overkalken)
    Abgucken; Abschreiben

Translation Matrix for afkijken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abgucken afkijken; overkalken; overschrijven; spieken gespiek
Abschreiben afkijken; overkalken; overschrijven; spieken afschrijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
abschreiben afkijken; spieken afschrijven; kopiëren; overschrijven; ten einde schrijven

Related Definitions for "afkijken":

  1. kijken hoe hij het doet, zodat je het kunt nadoen1
    • die truc heb ik van mijn broer afgekeken1

Wiktionary Translations for afkijken:

afkijken
verb
  1. een idee stelen van iemand