Dutch
Detailed Translations for afknallen from Dutch to German
afknallen:
-
afknallen
-
afknallen (doodschieten; afschieten; fusilleren)
Conjugations for afknallen:
o.t.t.
- knal af
- knalt af
- knalt af
- knallen af
- knallen af
- knallen af
o.v.t.
- knalde af
- knalde af
- knalde af
- knalden af
- knalden af
- knalden af
v.t.t.
- heb afgeknald
- hebt afgeknald
- heeft afgeknald
- hebben afgeknald
- hebben afgeknald
- hebben afgeknald
v.v.t.
- had afgeknald
- had afgeknald
- had afgeknald
- hadden afgeknald
- hadden afgeknald
- hadden afgeknald
o.t.t.t.
- zal afknallen
- zult afknallen
- zal afknallen
- zullen afknallen
- zullen afknallen
- zullen afknallen
o.v.t.t.
- zou afknallen
- zou afknallen
- zou afknallen
- zouden afknallen
- zouden afknallen
- zouden afknallen
diversen
- knal af!
- knalt af!
- afgeknald
- afknallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afknallen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abknallen | afknallen | |
Abschießen | afknallen | afschieten; afvuren; doodschieten; elimineren; neerleggen; neerschieten; schoten lossen; wegwerken |
Verb | Related Translations | Other Translations |
erschießen | afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren | doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; overhoopschieten; vermoorden |
totschießen | afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren | doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; neerhalen; neersabelen; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden |
External Machine Translations: