Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. afsplijting:


Dutch

Detailed Translations for afsplijting from Dutch to German

afsplijting:

afsplijting [znw.] nomen

  1. afsplijting (afsplitsing; afsplitsen; afsplijten)
    die Abspaltung

Translation Matrix for afsplijting:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abspaltung afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing afscheiding; afsplitsing; dissidentie