Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate appelen

Translate appelen from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

appel:
- Appell
- Appell; Berufung; Äpfel; Apfel; Kochapfel; Musapfel
Wiktionary:
- appel → Apfel
- appel → Apfel, Appell, Benutzung, Gebrauch, Appellation, Berufung, Anrufung, Aufruf

Dutch

Detailed Translations for appelen from Dutch to German

appelen form of appel:

appel [de ~ (m)] nomen

de appel (naamafroeping)
der Appell
- Appell [der ~] nomen

appel [de ~ (m)] nomen

de appel (appel vrucht)
der Appell; die Berufung
- Appell [der ~] nomen
- Berufung [die ~] nomen
de appel (appels)
die Äpfel
- Äpfel [die ~] nomen
de appel (handappel)
der Apfel
- Apfel [der ~] nomen
de appel (moesappel)
der Kochapfel; der Musapfel
- Kochapfel [der ~] nomen
- Musapfel [der ~] nomen

Translation Matrix for appel:

Noun	Related Translations	Other Translations
Apfel	appel; handappel
Appell	appel; appel vrucht; naamafroeping	beroep juridisch
Berufung	appel; appel vrucht	beroep juridisch; missie; roeping; zending met speciale opdracht
Kochapfel	appel; moesappel	stoofappel
Musapfel	appel; moesappel
Äpfel	appel; appels

Related Words for "appel":

appelen, appels, appeltje, appeltjes

Related Definitions for "appel":

ronde vrucht met klokhuis en pitjes¹
- als je trek hebt, neem je maar een appel¹

Wiktionary Translations for appel:

appel

noun

rundliche Frucht des Apfelbaums mit Schale, Fruchtfleisch und Kerngehäuse
- Apfel → appel

Cross Translation:

From	To	Via
• appel	→ Apfel	↔ apple — fruit
• appel	→ Appell	↔ roll call — reading of a list of names and responses
• appel	→ Apfel	↔ pomme — Fruit
• appel	→ Benutzung; Gebrauch; Appellation; Berufung; Anrufung; Aufruf	↔ recours — action par laquelle on rechercher de l’assistance, du secours.

¹Muiswerk Woordenboek