Verb | Related Translations | Other Translations |
erfahren
|
|
aanvoelen; achterhalen; beleven; doorleven; doorstaan; ervaren; ervaren als; gewaarworden; ondervinden; te weten komen; verdragen; verduren; verteren; voelen; voorvoelen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
-
|
capabel; geschikt
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
befähig
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
|
bewandert
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
bedreven; doorkneed; ervaren; noest; onvermoeibaar
|
erfahren
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
doorkneed; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd
|
fachmännisch
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
briljant; competent; deskundig; geniaal; gespecialiseerd; ingenieus; knap; kundig; kunstig; oordeelkundig; specialistisch; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; vindingrijk
|
fähig
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
briljant; fysiek in staat; in staat; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk
|
geschickt
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
adrem; bedachtzaam; bijdehand; briljant; bruikbare; clever; correct; doordacht; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
geschult
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
belezen; briljant; doorkneed; erudiet; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geletterd; geschoold; gestudeerd; hooggeleerd; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; onderwezen; ontwikkeld; slim; vaardig; vindingrijk; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
gewandt
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
achterbaks; adrem; arglistig; bijdehand; briljant; clever; doorkneed; doortrapt; ervaren; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
|
geübt
|
bedreven; behendig; bekwaam; geoefend; handig; kundig; vaardig
|
adrem; bijdehand; briljant; clever; doorkneed; ervaren; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
|
handlich
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
armzalig; briljant; eenvoudig te bedienen; gemakkelijk te hanteren; handelbaar; handzaam; hanteerbaar; ingenieus; karig; knap; kundig; kunstig; mager; makkelijk in het gebruik; pover; schamel; schraal; vaardig; vindingrijk
|
kapabel
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
|
klug
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
adrem; belezen; bevattelijk; bijdehand; briljant; clever; erudiet; geletterd; geniaal; gestudeerd; gevat; gis; goedleers; hooggeleerd; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; ontwikkeld; pienter; raak; rationeel; redelijk; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandelijk; vindingrijk; vlug van begrip; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
kompetent
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
competent; deskundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
|
kundig
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
briljant; geniaal; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vernuftig; vindingrijk
|
pfiffig
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; gehaaid; geinig; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; grappig; kien; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leep; leuk; leuk om te zien; lollig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spits; spitsvondig; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen
|
raffiniert
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
sachverständig
|
bedreven; bekwaam; geoefend
|
bedachtzaam; briljant; competent; correct; deskundig; doordacht; geniaal; ingenieus; knap; kundig; kunstig; nadenkend; oordeelkundig; pienter; raadzaam; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
scharfsinnig
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
adrem; bijdehand; briljant; clever; gevat; gis; ingenieus; intelligent; inventief; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk
|
schlau
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; leep; leuk om te zien; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
|
spitzfindig
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
adrem; arglistig; bijdehand; clever; doortrapt; geraffineerd; geslepen; gevat; kien; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snugger; sofistisch; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
|
tauglich
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
betrouwbaar; bruikbare; degelijk; deugdelijk; fysiek in staat; in staat; solide; stevig
|
treffend
|
behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
|
karakteristiek; kenmerkend; kenschetsend; ragfijn; tekenend; typerend; typisch
|
tüchtig
|
bedreven; behendig; bekwaam; geoefend; handig; kundig; vaardig
|
behoorlijk; betrouwbaar; bitter teleurgesteld; briljant; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; geagiteerd; gedegen; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; levendig; vaardig; van goede hoedanigheid; verbitterd; verhit; vindingrijk
|