Dutch

Detailed Translations for beroer from Dutch to German

beroer form of beroeren:

beroeren verb (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)

  1. beroeren (raken; treffen)
    treffen; berühren; schlagen; erregen; rühren; besiegen; betreffen; bewegen; antun
    • treffen verb (treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)
    • berühren verb (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • schlagen verb (schlage, schlägst, schlägt, schlug, schlugt, geschlagen)
    • erregen verb (errege, erregst, erregt, erregte, erregtet, erregt)
    • rühren verb (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
    • besiegen verb (besiege, besiegst, besiegt, besiegte, besiegtet, besiegt)
    • betreffen verb (betreffe, betriffst, betrifft, betraf, betraft, betroffen)
    • bewegen verb (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
    • antun verb (tue an, tust an, tut an, tat an, tatet an, angetan)
  2. beroeren (in beweging brengen; bewegen)
    bewegen; rühren; sich regen; in Bewegung bringen
    • bewegen verb (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
    • rühren verb (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
    • sich regen verb (rege mich, regst dich, regt sich, regte sich, regtet euch, sich geregt)
  3. beroeren (roeren)
    rühren
    • rühren verb (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)

Conjugations for beroeren:

o.t.t.
  1. beroer
  2. beroert
  3. beroert
  4. beroeren
  5. beroeren
  6. beroeren
o.v.t.
  1. beroerde
  2. beroerde
  3. beroerde
  4. beroerden
  5. beroerden
  6. beroerden
v.t.t.
  1. ben beroerd
  2. bent beroerd
  3. is beroerd
  4. zijn beroerd
  5. zijn beroerd
  6. zijn beroerd
v.v.t.
  1. was beroerd
  2. was beroerd
  3. was beroerd
  4. waren beroerd
  5. waren beroerd
  6. waren beroerd
o.t.t.t.
  1. zal beroeren
  2. zult beroeren
  3. zal beroeren
  4. zullen beroeren
  5. zullen beroeren
  6. zullen beroeren
o.v.t.t.
  1. zou beroeren
  2. zou beroeren
  3. zou beroeren
  4. zouden beroeren
  5. zouden beroeren
  6. zouden beroeren
diversen
  1. beroer!
  2. beroert!
  3. beroerd
  4. beroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beroeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
antun beroeren; raken; treffen aandoen; aangaan; berokkenen; betreffen; kwaad doen; misdrijven; raken; veroorzaken
berühren beroeren; raken; treffen aangaan; aankloppen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aantikken; aantippen; betreffen; even aanraken; kloppen; ontroeren; raken; tikken; tippen; treffen; voelen
besiegen beroeren; raken; treffen overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen
betreffen beroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; betreffen; raken; slaan op; zorg inboezemen
bewegen beroeren; bewegen; in beweging brengen; raken; treffen aangaan; agiteren; betreffen; bewegen; iemand raken; iemand treffen; in beroering brengen; manoeuvreren; marcheren; mixen; omroeren; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; treffen; verschuiven; zich bewegen; zich verplaatsen
erregen beroeren; raken; treffen aangaan; agiteren; betreffen; ergeren; in beroering brengen; irriteren; op de zenuwen werken; oppoken; opstoken; opwekken; opwinden; prikkelen; raken; stimuleren; vervelen
in Bewegung bringen beroeren; bewegen; in beweging brengen
rühren beroeren; bewegen; in beweging brengen; raken; roeren; treffen aangaan; aangrijpen; betreffen; beïnvloeden; iemand raken; iemand treffen; mixen; ontroeren; raken; roeren; rondroeren; treffen; verroeren; vertederen; zich bewegen
schlagen beroeren; raken; treffen bakkeleien; behalen; bekampen; bestrijden; beuken; bevechten; bonken; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; duelleren; een klap geven; een opdonder verkopen; een radslag maken; hameren; hard slaan; heien; hengsten; in tweeën houwen; kampen; kleunen; klieven; klinken; kloven; knokken; matten; meppen; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; tokkelen; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren; vechten; verkrijgen; winnen
sich regen beroeren; bewegen; in beweging brengen
treffen beroeren; raken; treffen aangaan; betreffen; beïnvloeden; bijeen komen; het treffen; iemand raken; iemand treffen; mazzel hebben; ontroeren; raken; samenkomen; tegen het lijf lopen; treffen

Wiktionary Translations for beroeren:


Cross Translation:
FromToVia
beroeren berühren touch — make physical contact with
beroeren leicht berühren; streifen effleurerraser, passer tout près, atteindre légèrement.
beroeren berühren; anfassen; anrühren toucher — Mettre la main sur quelque chose