Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beschuldiging:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschuldiging from Dutch to German

beschuldiging:

beschuldiging [de ~ (v)] nomen

  1. de beschuldiging (aantijging; verdachtmaking; insinuatie)
    die Beschuldigung; die Anschuldigung; die Anklage
  2. de beschuldiging (tenlastelegging; aanklacht)
    die Anklage; die Anschuldigung
  3. de beschuldiging (verdenking)
    die Vermutung; die Ahnung; der Verdacht; Vorgefühl

Translation Matrix for beschuldiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ahnung beschuldiging; verdenking gevoel; greintje; instinct; intuïtie; sjoege; voorgevoel; zweem
Anklage aanklacht; aantijging; beschuldiging; insinuatie; tenlastelegging; verdachtmaking tenlastelegging
Anschuldigung aanklacht; aantijging; beschuldiging; insinuatie; tenlastelegging; verdachtmaking beschuldigen
Beschuldigung aantijging; beschuldiging; insinuatie; verdachtmaking aantijging; insinuatie; toespeling; zijdelingse verdachtmaking
Verdacht beschuldiging; verdenking aannemen; vermoeden; veronderstelling; voorgevoel; vooronderstellen
Vermutung beschuldiging; verdenking aannemen; gissing; vermoeden; veronderstelling; voorgevoel; vooronderstellen
Vorgefühl beschuldiging; verdenking aannemen; gevoel; instinct; intuïtie; voorgevoel; vooronderstellen

Related Words for "beschuldiging":

  • beschuldigingen

Wiktionary Translations for beschuldiging:

beschuldiging
noun
  1. het aangeven dat iemand iets moreel of gerechtelijk verkeerds heeft gedaan

Cross Translation:
FromToVia
beschuldiging Anklage indictment — legal accusation
beschuldiging Anzeige; Denunziation; Anklage; Beschuldigung accusationaction en justice par laquelle on accuser quelqu’un.
beschuldiging Jammer; Beschwerde; Klage; Anzeige; Denunziation; Anklage; Beschuldigung plainte — Traductions à trier suivant le sens