Dutch
Detailed Translations for bezonnen from Dutch to German
bezonnen:
-
bezonnen (behoedzaam; bedachtzaam; omzichtig)
behutsam; besonnen; bedächtig; bedachtsam; umsichtig; vorsichtig-
behutsam adj
-
besonnen adj
-
bedächtig adj
-
bedachtsam adj
-
umsichtig adj
-
vorsichtig adj
-
Translation Matrix for bezonnen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bedachtsam | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | alert; bedacht; gewapend; hoede; paraat; voorbereid; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig |
bedächtig | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | |
behutsam | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend |
besonnen | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend |
umsichtig | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend |
vorsichtig | bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig | alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig |
Related Words for "bezonnen":
bezinnen:
-
bezinnen
Conjugations for bezinnen:
o.t.t.
- bezin
- bezint
- bezint
- bezinnen
- bezinnen
- bezinnen
o.v.t.
- bezon
- bezon
- bezon
- bezonnen
- bezonnen
- bezonnen
v.t.t.
- heb bezonnen
- hebt bezonnen
- heeft bezonnen
- hebben bezonnen
- hebben bezonnen
- hebben bezonnen
v.v.t.
- had bezonnen
- had bezonnen
- had bezonnen
- hadden bezonnen
- hadden bezonnen
- hadden bezonnen
o.t.t.t.
- zal bezinnen
- zult bezinnen
- zal bezinnen
- zullen bezinnen
- zullen bezinnen
- zullen bezinnen
o.v.t.t.
- zou bezinnen
- zou bezinnen
- zou bezinnen
- zouden bezinnen
- zouden bezinnen
- zouden bezinnen
diversen
- bezin!
- bezint!
- bezonnen
- bezinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bezinnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
nachdenken | bezinnen | bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; filosoferen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; plan beramen; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; verzinnen; zinnen |
überdenken | bezinnen | afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; doordenken; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; wikken en wegen |